Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Deze nota, en bijgaande nota’s 16020 en 16191 staan – ondanks diverse toezeggingen van uw kant – nog steeds onbetaald. Betaling dient daarom per omgaande plaats te vinden, doch uiterlijk 1 maart 2018.”
Volgens u is er sprake van openstaande rekeningen. Deze heb ik ontvangen op 17 februari jl. Via deze brief laat ik u weten dat ik het bestaan van deze openstaande facturen betwist. Na november 2016 heb ik geen aankopen meer gedaan en de aankopen die voor die tijd zijn gedaan, zijn betaald. Dit betekent dat ik niet gehouden ben de gestuurde rekeningen te betalen. Heeft u een bewijs dat deze rekeningen terecht zijn en er een overeenkomst bestaat voor de dingen die u factureert? (…)”.
Deze facturen betreffen levering van diverse hout en plaatwerk, steeds afgehaald van onze handelswerf door uw partner [A] , waarbij hij heeft verzocht om de rekening naar dit bij ons bekende adres te sturen. (…)”.
3.Beoordeling
4.Beslissing
17 november2020.