Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Therefore, none of the Dutch courts is competent to hear the case, even in compliance with Iranian law”,baat die de man niet, alleen al nu deze zin blijkens de zin daarvoor betrekking heeft op
‘the wife’s alimony claim’,hetgeen in de onderhavige zaak niet aan de orde is. Weliswaar stelt de man dat de achtergrond van de bruidsgave de verplichting van de man is tot het onderhouden van de vrouw, maar met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bruidsgave naar Iraans recht een geheel eigen karakter heeft en, zoals hierna ook wordt overwogen, niet is gelijk te stellen aan een onderhoudsverplichting.
Concluderend kan gesteld worden dat het Iraanse recht een zeer beperkte ruimte laat voor het herijken en/of corrigeren van het recht van de vrouw op de bruidsgave wanneer de vrouw hiermee niet instemt en/of wanneer er niet (buitengerechtelijk) wordt ‘geschikt’. Gaat het om een vordering van boven de 110 Bahar azadi goudstukken (ca. € 30.000,-), dan dient er te worden geprocedeerd en kan de draagkracht van de man worden meegewogen in de rechterlijke beslissing over vorderingen met betrekking tot de (uitgestelde) bruidsgave die nog hoger liggen. Een aflossing in termijnen is dan, bijvoorbeeld, mogelijk. De vordering van de vrouw voor het surplus blijft evenwel opeisbaar vanaf het moment dat de man weer voldoende draagkracht of financiële ruimte heeft voor het aflossen van de bruidsgave.”