ECLI:NL:GHAMS:2020:3009
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over onjuiste derdenverklaring en neveninkomsten in mindering op uitkering
In deze zaak heeft klaagster op 19 december 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 19 november 2019. De klacht betreft de gerechtsdeurwaarder die op 2 juli 2014 beslag heeft gelegd op de uitkering van klaagster. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder geen gevolg heeft gegeven aan haar protesten tegen de derdenverklaring van de gemeente, die volgens haar onjuist was. De gerechtsdeurwaarder heeft op 18 maart 2020 een verweerschrift ingediend, en de zaak is behandeld op een openbare zitting op 27 augustus 2020, waarbij klaagster niet aanwezig was.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer, waartegen klaagster in hoger beroep ging. De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag gehandhaafd, ondanks de bezwaren van klaagster. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder op goede gronden heeft gehandeld, omdat de gemeente de neveninkomsten van klaagster in mindering heeft gebracht op de uitkering. Klaagster heeft niet voldoende aangetoond dat de derdenverklaring onjuist was, en het hof onderschrijft het oordeel van de kamer dat klaagster haar grieven tegen de gemeente had moeten richten.
De kamer had eerder enkele onderdelen van de klacht gegrond verklaard, maar het hof bevestigt de beslissing van de kamer en oordeelt dat de klacht van klaagster geen doel treft. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 10 november 2020.