Uitspraak
mr. R. Wijn, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. A.J. van den Hoven, kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch.
Het verloop van het geding
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 20 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de besloten vennootschap BOVIST BEHEER B.V. en KOPPENBERG B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R. Wijn, heeft een verzoek ingediend tegen de verweersters, die niet verschenen zijn, en tegen de belanghebbende [A], vertegenwoordigd door mr. A.J. van den Hoven. De Ondernemingskamer heeft eerder, op 27 en 30 augustus 2018, een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Hoeve Holland c.s. en heeft daarbij een aantal onmiddellijke voorzieningen getroffen.
Tijdens de procedure heeft mr. R. le Grand, benoemd om het onderzoek uit te voeren, gemeld dat partijen een schikking hebben getroffen. Dit leidde tot de mededeling dat zodra de afgesproken aandelenoverdracht was gerealiseerd, partijen de Ondernemingskamer zouden verzoeken de procedure te beëindigen. Op 1 oktober 2020 hebben de advocaten van de betrokken partijen kenbaar gemaakt dat de verzoeken konden worden ingetrokken.
De Ondernemingskamer heeft, gezien de schikking en de berichten van de betrokkenen, besloten het bevolen onderzoek te beëindigen en de getroffen onmiddellijke voorzieningen op te heffen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door een collegiaal bestuur bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020.