ECLI:NL:GHAMS:2020:2965
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
DNA-onderzoek naar verwekkerschap in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot DNA-onderzoek naar het verwekkerschap van de man ten aanzien van de minderjarige. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 23 april 2020 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2020, waarin een DNA-onderzoek was gelast. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft op haar beurt verzocht om bekrachtiging van de beschikking en de man niet-ontvankelijk te verklaren. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder het gezag heeft over de minderjarige en dat de man ontkent de biologische vader te zijn. De moeder heeft echter voldoende feiten en omstandigheden gepresenteerd die aannemelijk maken dat de man de verwekker kan zijn. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van de minderjarige om te weten wie haar biologische vader is, zwaarder weegt dan de belangen van de man. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het verzoek om DNA-onderzoek gerechtvaardigd is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek tot schorsing van de werking van de beschikking afgewezen, omdat de man geen belang meer had bij dit verzoek na de uitspraak in de hoofdzaak.