ECLI:NL:GHAMS:2020:2960
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opleggen van een minimale kinderbijdrage in het kader van schuldhulpverlening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van een kinderbijdrage die de vrouw aan de man moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen. De vrouw, die in verband met psychische en fysieke klachten een Wajong-uitkering ontvangt, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een bijdrage van € 25,- per kind per maand was vastgesteld, met ingang van 17 juni 2019. De vrouw betoogde dat zij onvoldoende draagkracht had om deze bijdrage te voldoen, mede vanwege haar deelname aan een schuldhulpverleningstraject. De man voerde verweer en stelde dat de vrouw in staat moest worden geacht de bijdrage te betalen, gezien haar uitkering boven bijstandsniveau.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een netto besteedbaar inkomen heeft dat in overeenstemming is met de door de rechtbank vastgestelde bijdrage. Het hof oordeelde dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de vastgestelde bijdrage zou leiden tot een onaanvaardbare situatie. De vrouw had weliswaar schulden en was in een schuldhulpverleningstraject, maar het hof concludeerde dat zij in staat was om aan haar onderhoudsverplichtingen te voldoen. De bestreden beschikking werd dan ook bekrachtigd, met de bepaling dat de bijdrage tot de datum van de beschikking wordt vastgesteld op hetgeen door de vrouw is betaald en/of op haar is verhaald, om te voorkomen dat er nieuwe alimentatieschulden ontstaan die de schuldhulpverlening in gevaar zouden kunnen brengen.