ECLI:NL:GHAMS:2020:2943

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
200.269.815/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij vertraging van vluchten en stelplicht in het kader van Europese verordening 261/2004

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, hoger beroep ingesteld tegen Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V. (KLM) na een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot compensatie voor vertraging van een vlucht van Chicago naar Barcelona met een tussenstop in Amsterdam op 20 juli 2017. Airhelp vorderde een bedrag van € 1.800,- plus wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, maar de kantonrechter had deze vordering afgewezen. In hoger beroep heeft Airhelp de zaak opnieuw aanhangig gemaakt, waarbij zij concludeerde dat het hof het eerdere vonnis moest vernietigen en haar vordering moest toewijzen.

Tijdens de zitting op 8 juni 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. KLM heeft de vordering inzake de vertraging van het eerste deel van de vlucht niet langer bestreden, wat leidde tot de conclusie dat het hof het vonnis van de kantonrechter zou vernietigen. Het hof oordeelde dat Airhelp niet voldoende feiten had gesteld en onderbouwd met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten, waardoor deze vordering werd afgewezen. KLM werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, terwijl de kosten van de eerste aanleg voor rekening van Airhelp bleven.

Het hof benadrukte dat de verplichting van Airhelp om voldoende feiten te stellen en te onderbouwen ook geldt in het kader van de Europese verordening 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de vordering tot compensatie betrof en veroordeelde KLM tot betaling van € 1.800,- met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.269.815/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7501988 \ CV EXPL 19-2731
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 november 2020
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
AIRHELP LIMITED,
gevestigd te Hong Kong,
appellante,
advocaat: mr. D.E. Lof te Nieuw-Vennep,
tegen
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Lustenhouwer te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Airhelp en KLM genoemd.
Airhelp is bij dagvaarding van 19 november 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 20 augustus 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Airhelp als eiseres en KLM als gedaagde.
De appeldagvaarding, met één productie, bevat tevens de (enige) grief. Airhelp heeft in die dagvaarding geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van KLM in de kosten van het geding in beide instanties.
KLM heeft een memorie van antwoord genomen, met producties, waarin zij - zo verstaat het hof - concludeert tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Airhelp in de kosten van het hoger beroep, met nakosten.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 8 juni 2020 doen bepleiten, Airhelp door mr. Lof voornoemd en KLM door mr. Lustenhouwer voornoemd, ieder aan de hand van aantekeningen die zijn overgelegd. Bij die gelegenheid heeft Airhelp nadere stukken overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij vervoerd zouden worden van O'Hare International Airport, Chicago (VS) (“ORD”) met een tussenstop op Amsterdam Airport Schiphol, Amsterdam (“AMS”) naar Barcelona-El Prat Airport, Barcelona (Spanje) (“BCN”) op 20 juli 2017.
2.2.
Het eerste gedeelte van de reis (Chicago-Amsterdam) is uitgevoerd als vlucht KL 612; het tweede gedeelte zou worden uitgevoerd als vlucht KL 1665 (Amsterdam-Barcelona).
2.3.
Airhelp heeft compensatie van KLM gevorderd, welke tot op heden niet is betaald.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft Airhelp gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, KLM veroordeelt:
1. tot betaling van € 1.800,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
2. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad. € 270,-;
3. tot betaling van de kosten van dit geding, met rente.
3.2.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en Airhelp in de proceskosten veroordeeld.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Airhelp in hoger beroep onder aanvoering van één grief.
3.4.
KLM heeft ter zitting in hoger beroep, naar aanleiding van de in hoger beroep overgelegde nadere producties en verstrekte nadere toelichting, de vordering voor wat betreft de vertraging van het eerste deel van de vlucht (KL 612) dan wel annulering van het tweede deel (KL 1665) niet langer bestreden. Dat betekent dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vordering van Airhelp alsnog zal worden toegewezen als na te melden.
3.5.
De vordering inzake buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu Airhelp deze op geen enkele wijze heeft toegelicht, ook niet nadat KLM had betwist dat Airhelp kosten had gemaakt.
3.6.
KLM wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten van de eerste aanleg blijven voor rekening van Airhelp omdat de afwijzing in eerste aanleg met name het gevolg is van de omstandigheid dat Airhelp in eerste aanleg niet had voldaan aan haar verplichting voldoende feiten te stellen en te onderbouwen.
3.7.
De verplichting van Airhelp als eiseres om voldoende feiten te stellen en te onderbouwen om tot toewijzing van haar vorderingen te leiden geldt, ingevolge het als lex fori toepasselijke Nederlandse procesrecht, ook in gevallen als bedoeld in Verordening (EG) 261/2004 van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (de Verordening). De doelstellingen van de Verordening nopen niet tot afwijking. Bedoelde verplichting houdt onder meer in dat voldoende feitelijke gegevens worden gesteld en onderbouwd om gedaagde en de rechter in de gelegenheid te stellen na te gaan om welke passagiers en om welke vlucht(en) het gaat, en of voldaan is aan de eisen die de richtlijn stelt ter zake van vertraging dan wel annulering en of aan Airhelp bevrijdend kan worden betaald. Daartoe behoort het vermelden van het/de vluchtnummer(s), het innemen van concrete stellingen omtrent de vertraging/annulering en het overleggen van een kopie van het paspoort van de betrokken passagier(s), naast het overleggen van de cessiedocumentatie (getekende
assignment forms).

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover onder I gewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt KLM aan Airhelp te voldoen een bedrag van € 1.800,- (éénduizendachthonderd Euro) met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2017 tot aan de dag van betaling;
wijst de vordering van Airhelp voor het overige af;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt KLM in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden begroot op € 845,39 aan verschotten en € 1.518,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, D. Kingma en W.A.H. Melissen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.