Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding
2.Feiten
2.3 Nadat partijen eerst tevergeefs hebben getracht hun geschil met behulp van mediation te beslechten, hebben zij een arbitrageovereenkomst gesloten (ondertekend op 7 december 2018 door [gedaagde] en op 12 februari 2019 door [eiseres] ) waarbij het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) als arbitragecommissie is aangewezen (hierna “het scheidsgerecht”). Op de arbitrageovereenkomst is het Arbitragereglement Instituut Sportrechtspraak van toepassing (hierna “het Reglement”).
door de arbitragecommissie van het ISR, bestaande uit mr. G. Vrieze, kamervoorzitter, mr. ing. H. Kasperts en mr. drs. H. Vegter, arbiters, en uitgesproken door mr. G. Vrieze ten kantore van het ambtelijk secretariaat van het Instituut Sportrechtspraak te Amsterdam op 27 maart 2019, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Landen, juridisch secretaris.”
“Hierbij verklaren wij (…) dat wij volledig betrokken zijn geweest bij het tot stand komen van het arbitraal vonnis en hier volledig achter staan.
3.3. Vordering en verweer in de hoofdzaak, voorwaardelijk incidenteel verzoek
(i) dit niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 1057 Rv is ondertekend (artikel 1065 lid 1 sub d Rv);
(iv) de wijze van totstandkoming van het arbitraal vonnis in strijd is met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 sub e Rv).
4.4. Beoordeling
1065 lid 1 Rvis het volgende bepaald.
1060 Rvis – samengevat – bepaald dat een verbetering van een arbitraal vonnis hetzij op verzoek van (een der) partijen, hetzij op eigen initiatief van het scheidsgerecht, binnen 3 maanden na verzending van de uitspraak dient te geschieden.
1065a Rvis bepaald:
1. Het gerechtshof kan, op verzoek van een partij of uit eigen beweging, de vernietigingsprocedure schorsen voor een door het gerechtshof te bepalen termijn om het scheidsgerecht in staat te stellen de grond tot vernietiging ongedaan te maken door het heropenen van het arbitraal geding dan wel door het nemen van een andere maatregel als het scheidsgerecht geraden acht. Tegen een beslissing van het gerechtshof staat geen hogere voorziening open.2. Voordat het scheidsgerecht beslist, stelt het de partijen in de gelegenheid te worden gehoord.3. Indien het scheidsgerecht van oordeel is dat de grond tot vernietiging ongedaan kan worden gemaakt, wijst het een dienovereenkomstig arbitraal vonnis dat in plaats komt van het vonnis waarvan vernietiging is gevorderd.
het bestuurvan [eiseres] en [gedaagde] . Aldus is het scheidsgerecht buiten haar opdracht getreden. Voorts is ten onrechte in het bestreden vonnis onder 4.1 overwogen dat [eiseres] haar formele verweren heeft ingetrokken. Daarvan is volgens [eiseres] geen sprake geweest. Het scheidsgerecht heeft zonder enige motivering een arbitraal vonnis gewezen tussen [gedaagde] en [eiseres] terwijl [eiseres] niet i rechte was betrokken door [gedaagde] . Het scheidsgerecht heeft haar vonnis ten aanzien van dit aspect niet met redenen omkleed. Het arbitraal vonnis dient ook op deze grond te worden vernietigd, aldus [eiseres] .
[eiseres] voert verder aan dat de wijze waarop het arbitraal vonnis tot stand is gekomen, in strijd is met de openbare orde. Volgens [eiseres] heeft het scheidsgerecht het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Daartoe stelt [eiseres] dat het scheidsgerecht één dag voor de zitting een e-mail heeft gestuurd aan [eiseres] met daarbij twee artikelen, welke aangereikt zouden zijn door de (de gemachtigde van) [gedaagde] , [gemachtigde] (verder: [gemachtigde] ), zonder dat de herkomst van deze artikelen was vermeld aan [eiseres] . Hierdoor heeft [eiseres] (onder meer) geen bezwaar kunnen maken tegen het tijdstip van indiening. [gedaagde] betwist bij gebrek aan wetenschap dat [gemachtigde] de desbetreffende stukken aan het scheidsgerecht heeft toegezonden, en voert tevens aan – voor zover dat wel het geval zou zijn - dat [gemachtigde] niet als zijn gemachtigde optrad. Ten slotte stelt [gedaagde] dat de desbetreffende artikelen tijdens de mondelinge behandeling bij het scheidsgerecht onderwerp van gesprek zijn geweest, en dat alleen al daarom het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden.