Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
‘bijgevoegde Algemene Voorwaarden Woonruimte van 1 oktober 2008’(hierna: de algemene voorwaarden). Artikel 10 lid 5 van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang, als volgt:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De appellant, die sinds 1 januari 2011 een woning huurt van Woningstichting Eigen Haard, was beschuldigd van het verhandelen van harddrugs vanuit zijn woning. De kantonrechter had eerder de vordering van Eigen Haard toegewezen, waarbij werd gesteld dat de appellant in strijd met de huurovereenkomst had gehandeld door drugs te verhandelen. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het proces-verbaal van de politie niet voldoende bewijs biedt voor de gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter waren vastgesteld en heeft geconcludeerd dat de appellant inderdaad in strijd met de Opiumwet heeft gehandeld. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van cocaïne en de omstandigheden waaronder deze was aangetroffen, voldoende bewijs vormden voor de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De appellant voerde aan dat hij altijd een goede huurder was geweest en dat de ontbinding van de huurovereenkomst hem dakloos zou maken, maar het hof oordeelde dat de belangen van de omwonenden en de risico's van overlast zwaarder wogen.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de ernst van het handelen in harddrugs en de gevolgen daarvan voor de huurovereenkomst, evenals de verantwoordelijkheden van huurders om zich aan de voorwaarden van hun huurovereenkomst te houden.