Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken. De vader is eerder gehuwd geweest en heeft uit dit huwelijk drie dochters van inmiddels 16 en 18 jaar oud. Met zijn ex-partner heeft hij in het verleden het traject Kinderen uit de Knel gevolgd. Zijn dochters zijn vaak bij hem. Ook de moeder heeft een zoon uit een eerdere relatie. Hij is geboren in 2007 en woont bij de ouders van de moeder. De moeder en de kinderen hebben vaak contact met hem. De moeder is in oktober 2016 in behandeling bij PsyQ gekomen in verband met een posttraumatische stress stoornis (PTSS), depressie en een persisterende depressieve stoornis. Ook is mogelijk sprake (geweest)van een diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis. Naar de vader heeft verklaard is hij in 2017 met werken gestopt om, gelet op de psychische problematiek van de moeder, voor de kinderen te kunnen zorgen. Er waren inmiddels ook problemen in de relatie en begin 2018 zijn de ouders uit elkaar gegaan. Sinds het uiteengaan van de ouders tot aan de uithuisplaatsing van de kinderen op 12 november 2019 hebben de kinderen bij de vader gewoond. Vanaf maart 2018 is onregelmatig contact tussen de moeder en de kinderen geweest. De moeder is in dat jaar meerdere malen naar de Verenigde Staten gereisd, waar haar nieuwe vriend woont. Vanaf augustus 2019 heeft de moeder een woning in [plaats 1] , vlak bij haar ouders. Zij heeft verklaard hier te willen blijven totdat de kinderen volwassen zijn. De GI is betrokken geraakt, nadat de vader begin 2018 hulp had gevraagd bij de gemeente, omdat hij alleen voor de opvoeding van de kinderen stond en omdat hij zorgen had over [kind A] . Vervolgens is de ondertoezichtstelling op 8 februari 2019 uitgesproken omdat de verstandhouding tussen de ouders inmiddels ernstig was verstoord, de vader de moeder openlijk diskwalificeerde, [kind A] gedragsproblematiek liet zien en het prille contactherstel tussen de moeder en de kinderen ondersteund moest worden.
[kind A] heeft cognitieve en sociale beperkingen en heeft daardoor bijzondere aandacht en begrenzing nodig. Hij zit op het speciaal onderwijs; [de school] te [plaats 2] . Tussen hem en [kind B] is vaak ruzie waarbij ook fysiek gevochten wordt. De GI heeft gezorgd voor contactherstel tussen de moeder en de kinderen. Tot aan de uithuisplaatsing verbleven zij om het weekend een weekend bij de moeder.
De GI heeft zorgen over de opvoedsituatie bij beide ouders. Bij de vader betroffen dit aanvankelijk met name zorgen over de emotionele veiligheid van de kinderen als gevolg van de conflictueuze echtscheiding en de slechte verstandhouding tussen de ouders. De kinderen werden door de vader met volwassenenproblematiek belast. Hij liet zich tegenover de kinderen structureel negatief uit over de moeder, waardoor zij in een loyaliteitsconflict raakten. Daarnaast waren er zorgen of de vader in voldoende mate kon afstemmen op [kind A] en of hij in voldoende mate in zijn behoeften kon voorzien. Er is van juni tot en met augustus 2019 frequent ambulante hulpverlening ingezet, die tot de conclusie kwam dat het bij de vader “goed genoeg” is. De opvoedsituatie bij de vader werd voor de kinderen voldoende veilig geacht. De zorgen van de GI over de opvoedsituatie bij de moeder hebben te maken met haar psychische kwetsbaarheid en de risico’s die daaruit voortvloeien voor de verzorging van de kinderen (bijvoorbeeld het huishouden op orde kunnen houden, voldoende kunnen stimuleren en begeleiden). De GI kon nog niet goed overzien welke hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedtaken het meest in het belang van de kinderen was. Derhalve werd ingezet op een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen afwisselend om de week bij de vader en de moeder zouden blijven, teneinde meer zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij beide ouders. Op 22 oktober 2019 heeft de GI een daartoe strekkend verzoek bij de rechtbank ingediend. Beide ouders verzetten zich tegen een co-ouderschap. De kinderen zijn nog voordat het verzoek om co-ouderschap door de rechtbank was behandeld, op 12 november 2019 met een spoedmachtiging uit huis geplaatst bij de moeder. Aanleiding daarvoor was een melding van de school dat men had vernomen dat de vader [kind A] keihard in zijn rug zou hebben getrapt.
De kinderen verblijven thans bij de moeder. [kind B] gaat nog steeds naar school in [woonplaats] en [kind A] in [plaats 2] . De moeder brengt de kinderen naar school en haalt hen op. De vader ziet de kinderen twee uur per week onder begeleiding.