ECLI:NL:GHAMS:2020:289
Gerechtshof Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgang tijdens machtiging uithuisplaatsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening door de moeder van een minderjarige. De moeder verzocht om een wijziging van de omgangsregeling met haar zoon, die onder toezicht was gesteld en uithuisgeplaatst in een pleeggezin. De moeder had eerder een verzoek ingediend tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) die de omgangsregeling had vastgesteld. Het hof overwoog dat de kwestie van de omgang op korte termijn in een bodemprocedure behandeld zou worden, en dat het belang van de moeder bij een beslissing op haar voorlopige verzoek niet zwaar genoeg woog. Het hof wees het verzoek van de moeder af, met de overweging dat het onwenselijk was dat er tegelijkertijd twee beslissingen over hetzelfde onderwerp zouden zijn. De moeder had haar verzoek aangevuld met een verzoek om de minderjarige bij haar te laten wonen, maar dit werd als strijdig met de goede procesorde beschouwd. Het hof concludeerde dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen.