ECLI:NL:GHAMS:2020:2828
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake medehuurderschap en gebruik van de woning na huiselijk geweld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De vrouw, die hoogzwanger is, heeft in hoger beroep gevraagd om het uitsluitend gebruik van de woning voor een periode van negen maanden, alsook om de man te veroordelen tot medewerking aan de indiening van een verzoek tot medehuurderschap. De vrouw en de man hebben samen twee minderjarige kinderen en de vrouw is momenteel zwanger van een derde kind. De voorzieningenrechter had eerder de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning toegekend tot 20 augustus 2020, maar de man had geen medewerking verleend aan het verzoek tot medehuurderschap. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw al meer dan twee jaar in de woning woont en dat er een duurzame gemeenschappelijke huishouding is geweest. Het hof oordeelt dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op medehuurderschap en dat de man zijn medewerking moet verlenen. Het hof heeft de vordering van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de woning voor negen maanden toegewezen, op voorwaarde dat zij binnen een maand na de uitspraak een verzoek tot medehuurderschap indient. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van de vrouw toe, met uitzondering van de afwijzing van de vordering tot het gebruik van de woning met de sterke arm.