ECLI:NL:GHAMS:2020:2802

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
23-003842-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van waardevol horloge dat is buitgemaakt bij een gewapende overval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 tot en met 29 april 2018 in Heemstede een horloge (type: Audemars Piquet) ter waarde van circa € 13.000,00 heeft verworven, terwijl hij wist dat dit horloge afkomstig was van een gewapende woningoverval. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken, maar heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van het horloge. De verdachte heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat hij wist dat het horloge afkomstig was van een woningoverval en heeft geprobeerd het horloge te verkopen. Het hof heeft de verweren van de raadsman verworpen en geoordeeld dat de verdachte wel degelijk feitelijke beschikkingsmacht had over het horloge. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003842-19
datum uitspraak: 26 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-871363-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair,
1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover van belang in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 april 2018 tot en met 29 april 2018 te Heemstede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een horloge (type: Audemars Piquet) (ter waarde van circa Euro 13.000,00) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd horloge gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte het horloge nooit heeft gezien of vastgehouden, waardoor hij geen feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over het horloge. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van een voltooid feit, nu het horloge niet daadwerkelijk is verkocht en dit dus niet is omgezet.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft tijdens het politieverhoor op 16 mei 2018 verklaard dat hij wist dat het betreffende horloge afkomstig was van een woningoverval te Heemstede. Ook heeft hij verklaard dat hij op 24 april 2018 met [medeverdachte] naar een winkel in Rotterdam is gegaan om te proberen het horloge te verkopen. Het hof acht het verweer dat de verdachte daarbij het horloge nooit heeft gezien of vastgehouden onaannemelijk. Uit de WhatsApp-conversatie tussen [naam] en [medeverdachte], die plaatshad terwijl [medeverdachte] en de verdachte samen in de winkel waren, volgt immers onder meer dat de winkelmedewerker de binnenkant van het horloge aan het bekijken was, dat de verdachte het meest praatte met de winkelmedewerker en met hem ook over de verkooprijs onderhandelde. Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte, samen met [medeverdachte], het horloge dus wel degelijk voorhanden had bij het bezoek aan de winkel.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet is vast te stellen of het horloge door de verdachte is verkocht. Het bestanddeel ‘omzetten’ is daarmee niet bewezen. Het voorgaande leidt echter, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet tot vrijspraak van het tenlastegelegde, nu de verdachte het horloge voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 april 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een horloge (type: Audemars Piquet) heeft voorhanden gehad terwijl hij, verdachte wist dat bovenomschreven voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het onder 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 204 dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een waardevol horloge, terwijl hij wist dat het horloge door middel van een gewelddadige woningoverval, waarbij op de eigenaar is geschoten, was verkregen. De verdachte zag blijkbaar geen bezwaar om te proberen dit horloge te gelde te maken, terwijl hem duidelijk moest zijn welk leed door het verkrijgen daarvan was veroorzaakt. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk. Bovendien heeft de verdachte met deze gedraging willens en wetens bijgedragen aan het in stand houden en ondersteunen van deze vorm van gewelddadige criminaliteit, door een belangrijke rol te vervullen bij de verkoop van de verkregen buit.
Naar het oordeel van het hof kan dit feit, gezien de omstandigheden waaronder het is gepleegd en het gegeven dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 september 2020 eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld, niet anders worden bestraft dan met een gevangenisstraf. Het hof zal echter, evenals de rechtbank, bepalen dat een gedeelte daarvan voorwaardelijk wordt opgelegd. Het hof acht het onwenselijk om de verdachte terug naar detentie te sturen, maar ziet in de genoemde eerdere veroordelingen wel aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan enig strafbaar feit.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
72 (tweeënzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.P.M. van Rijn en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 oktober 2020.
Mr. Veenstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]