ECLI:NL:GHAMS:2020:2801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
23-003803-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake stotteren van de verdachte tijdens getuigenis

Op 26 oktober 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019. De zaak betreft een verdachte die gedetineerd is in P.I. Veenhuizen. Het hof heeft het onderzoek heropend na een terechtzitting op 12 oktober 2020, waar bleek dat het onderzoek niet volledig was geweest. De aangever had verklaard dat de dader, die zich als de verdachte had voorgesteld, niet stotterde toen hij zijn naam zei. Dit leidde tot discussie over de interpretatie van deze verklaring. Zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte stelden dat de rechtbank ten onrechte de conclusie had getrokken dat de verdachte op andere momenten wel stotterde.

Het hof heeft besloten om de aangever als getuige te horen over de vraag of de verdachte stotterde tijdens het gesprek. Daarnaast is het hof van mening dat medeverdachte, die eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook als getuige moet worden gehoord. Het hof heeft het onderzoek heropend en geschorst, met de opdracht om het onderzoek binnen drie maanden te hervatten. De zaak is verwezen naar de vaste raadsheer-commissaris voor het horen van de getuigen. De verdachte, zijn raadsman en het slachtoffer moeten worden opgeroepen voor de nader te bepalen terechtzitting.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters zitting hadden. Mr. Veenstra was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003803-19
datum uitspraak: 26 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-871522-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1999,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2020 is het onderzoek in deze strafzaak gehouden en gesloten.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof overweegt als volgt.
In zijn aangifte heeft [aangever] verklaard dat de dader, die zich aan hem had voorgesteld als [verdachte], ‘niet stotterde toen hij zijn naam zei’. De rechtbank heeft in voormeld vonnis overwogen dat uit deze opmerking van de aangever kan worden afgeleid dat de dader alleen bij het noemen van zijn naam niet stotterde, maar op andere momenten in het contact wél. De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat voornoemde conclusie niet getrokken kan worden.
Het hof acht het noodzakelijk om de aangever, [aangever], als getuige door de raadsheer-commissaris te doen horen over de vraag of de verdachte, nadat hij zijn naam zei, tijdens het gesprek met de aangever al dan niet stotterde.
Het hof acht het tevens noodzakelijk dat medeverdachte [medeverdachte], die naar het hof bekend is op 14 juli 2020 in hoger beroep (parketnummer 23-003841-19) onherroepelijk is veroordeeld, door de raadsheer-commissaris als getuige wordt gehoord.
Het hof zal daartoe het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten.

Beslissing

Het hof:
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting, die binnen drie maanden dient plaats te vinden om de klemmende reden dat het zittingsrooster van het hof een verdere behandeling van de zaak binnen een maand niet toelaat.
Verwijst de zaak naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, voor het horen van de volgende getuigen:
  • [aangever], geboren op [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2], wonend aan de[adres 2];
  • [medeverdachte], geboren op [geboortedag 3] 2001 te [geboorteplaats 3], wonend aan de [adres 3].
Stelt de stukken hiertoe in handen van de vaste raadsheer-commissaris.
Beveelt de oproeping van de verdachte, de raadsman van de verdachte en het slachtoffer tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.P.M. van Rijn en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 oktober 2020.
Mr. Veenstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]