In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Italië in 1973 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem, was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal. Het hof heeft het beroep op vormverzuimen, ingediend op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, verworpen. De verdediging stelde dat camerabeelden onrechtmatig waren verkregen, maar het hof oordeelde dat het verweer onvoldoende gemotiveerd was en dat er geen bewijsuitsluiting volgde. De verdachte had op 20 juli 2020 geprobeerd in te breken in een woning in Amsterdam, maar het hof oordeelde dat de gedragingen niet als een begin van uitvoering konden worden gekwalificeerd. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen en braak, maar het hof achtte de poging tot diefstal wel bewezen. De straf werd vastgesteld op vier maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken.