afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001384-20
datum uitspraak: 22 oktober 2020
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-060614-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ten lande,
buitenlands adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2020 en 22 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis, waarbij de verdachte terzake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij, op of omstreeks 6 maart 2020 te Amsterdam-Duivendrecht, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere (Apple en/of [bedrijf]) adapters en/of een of meerdere (Apple) laptops en/of een of meerdere (Apple) telefoons en/of een of meerdere Apple oldtimer goederen, in elk geval enig goed/goederen, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het bedrijf [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiairhij, in of omstreeks de periode van 6 maart tot en met 7 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten een of meerdere (Apple en/of [bedrijf]) adapters en/of een of meerdere (Apple) laptops en/of een of meerdere (Apple) telefoons en/of een of meerdere Apple oldtimer goederen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde
Op basis van het voorliggende dossier stelt het hof vast dat bij de inbraak die op 6 maart 2020 bij het bedrijf [bedrijf] heeft plaatsgevonden acht daders betrokken zijn geweest. Kort na die inbraak is een groot deel van de buit aangetroffen in een woning waar zich op dat moment negen personen bevonden, waaronder de verdachte en diens medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Anders dan bij die drie medeverdachten – in wier zaken het hof vandaag eveneens arrest wijst – kan in het dossier geen (extra) aanwijzing worden gevonden dat de verdachte één van de acht daders is geweest, zodat de mogelijkheid open blijft dat hij bij die inbraak niet betrokken is geweest. Nu niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zich aan het primair ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt, dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
Evenmin kan op grond van de stukken in het dossier met diezelfde mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte (een deel van de) bij de inbraak gestolen goederen voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 416 respectievelijk artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte dient derhalve eveneens van de subsidiair ten laste gelegde heling te worden vrijgesproken.