ECLI:NL:GHAMS:2020:2773

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
23-004216-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging, bedreiging en wederspannigheid tegen politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2018. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg vrijgesproken van bedreigingen tegen twee politieambtenaren. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken. De tenlastelegging in hoger beroep betrof onder andere belediging van ambtenaren in functie, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en wederspannigheid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 januari 2018 in Amsterdam beledigende woorden heeft geuit naar politieambtenaren en hen heeft bedreigd. Tevens heeft hij zich met geweld verzet tegen de aanhouding door deze ambtenaren, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij een van hen. Het hof heeft de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het handelen waardoor de schade zou zijn veroorzaakt. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, gezien de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004216-18
datum uitspraak: 13 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741066-18 (zaak A), 13-031324-18 (zaak B), 13-684425-16 (TUL) en 13-741010-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van de in de zaak B onder 2 impliciet cumulatief tenlastegelegde bedreigingen van [ verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak A (parketnummer: 13-741066-18):
hij op enig tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 21 november 2017 tot en met 20 maart 2018 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, een motorscooter (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B (parketnummer: 13-031324-18):

1.

hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of [ verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (respectievelijk dienstdoende als hoofdagent en/of brigadier en/of agent en/of hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten met speciale opdracht belast, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Jullie kankerlijers” en/of “Kankersukkels”, althans woorden van een gelijke beledigende aard en/of strekking;

2.

hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (respectievelijk dienstdoende als hoofdagent en/of brigadier bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (middels tussenkomst van verbalisant [verbalisant 5]) dreigend de woorden toe te voegen: “Ik zweer het, als ik hier vrij kom maak ik de agent die mij aangehouden heeft dood. Ik schiet hem dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en)/dreigende woorden voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] kennis heeft/hebben genomen (door tussenkomst van opsporingsambtenaar [verbalisant 5]);

3.primairhij op of omstreeks 16 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtena(a)r(en) [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of [ verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (respectievelijk dienstdoende als hoofdagent en/of brigadier en/of agent en/of hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam) ter aanhouding in verband met een signalering voor het uitzitten van een vrijheidsstraf, had(den) aangehouden en vervolgens vastgepakt/vastgegrepen, teneinde hem, verdachte, ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Meer en Vaart, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig (met kracht) opsporingsambtenaar (met

kracht) een (zogenaamde kopstoot in/tegen zijn gezicht gelaat te geven, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen (boven)lip bij voornoemde [verbalisant 3] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij op of omstreeks 16januari 2018 te Amsterdam, in elk geval, in Nederland, een ambtenaar, te weten [verbalisant 3] (dienstdoende als hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door voornoemde [verbalisant 3] (met kracht) een (zogenaamde) kopstoot in/tegen zijn gezicht/gelaat te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Vrijspraak van zaak A
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, kan naar het oordeel van het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte het in de zaak A tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij dat de verdachte het tenlastegelegde van begin af aan ten stelligste heeft ontkend en dat de voor de verdachte belastende verklaringen van de getuige [getuige 1] niet zonder meer betrouwbaar te achten zijn, terwijl een veroordeling ter zake van onderhavig feit in overwegende mate op die verklaringen zou steunen. De verklaring van de getuige [getuige 2] acht het hof in dit verband onvoldoende redengevend, nu de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde over een eigen (andere) scooter beschikte.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer, strekkende tot bewijsuitsluiting van de verklaring van de getuige [getuige 2], geen verdere bespreking.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij aangevoerd dat geen sprake was van opzettelijk handelen door de verdachte, omdat hij uit een reflex – ten gevolge van een pijnprikkel – een beweging met zijn hoofd maakte.
Het hof overweegt als volgt.
Het verweer vindt weerlegging in de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak B (parketnummer: 13-031324-18):

1.

hij op 16 januari 2018 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 3], [verbalisant 4], [ verbalisant 1] en [verbalisant 2] (respectievelijk dienstdoende als hoofdagent, brigadier, agent en hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten met speciale opdracht belast, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Jullie kankerlijers” en “Kankersukkels”;

2.

hij op 16 januari 2018 te Amsterdam [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (respectievelijk dienstdoende als hoofdagent en brigadier bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (middels tussenkomst van verbalisant [verbalisant 5]) dreigend de woorden toe te voegen: “Ik zweer het, als ik hier vrijkom, maak ik de agent die mij aangehouden heeft dood. Ik schiet hem dood”, van welke bedreiging voornoemde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] kennis hebben genomen door tussenkomst van opsporingsambtenaar [verbalisant 5];

3.primairhij op 16 januari 2018 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren [verbalisant 3], [verbalisant 4], [ verbalisant 1] en [verbalisant 2] (respectievelijk dienstdoende als hoofdagent, brigadier, agent en hoofdagent bij de Nationale Politie, eenheid Amsterdam) de verdachte, in verband met een signalering voor het uitzitten van een vrijheidsstraf, hadden aangehouden en vervolgens vastgepakt teneinde hem, verdachte, ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem, verdachte, daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau Meer en Vaart, zich met geweld heeft verzet tegen [verbalisant 3], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door opzettelijk gewelddadig met kracht die [verbalisant 3] een kopstoot in zijn gezicht te geven, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen (boven)lip bij voornoemde [verbalisant 3] ten gevolge heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak B (parketnummer: 13-031324-18) onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak B (parketnummer: 13-031324-18) onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in de zaak B (parketnummer: 13-031324-18) onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en B onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en B onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 16 juli 2020.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de verdachte gedurende zijn laatste detentieperiode tot inkeer is gekomen: hij wil geen tijd meer in detentie doorbrengen. Om die reden is hij gemotiveerd om met de reclassering aan de slag te gaan en zijn bedrijf opnieuw leven in te blazen. Voorts heeft zij betoogd dat bij een eventueel op te leggen voorwaardelijk strafdeel een proeftijd voor de duur van 2 jaren volstaat.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belediging en bedreiging van meerdere politieambtenaren gedurende hun werkzaamheden. Tevens heeft de verdachte zich met geweld verzet tegen diezelfde politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun publieke taak, waarbij één van hen gewond is geraakt ten gevolge van een kopstoot van de verdachte. Het betreffen stuk voor stuk ernstige feiten. De verdachte heeft door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op de (lichamelijke) integriteit van de slachtoffers, op agressieve wijze een voor hen intimiderende en beangstigende situatie in het leven geroepen en hen op grievende wijze bejegend. Deze feiten zijn des te kwalijker, omdat zij zijn gepleegd tegen ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun taak. Het onacceptabele en respectloze gedrag van de verdachte getuigt van minachting voor het gezag en het publieke belang dat deze ambtenaren dienen. Het hof weegt deze omstandigheden in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juli 2020 is hij eerder herhaaldelijk ter zake van soortgelijke delicten, begaan tegen gezagsdragers, onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt ook deze omstandigheid ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de beschikbare reclasseringsinformatie, waaronder het advies van Reclassering Nederland van 16 juli 2020 dat in de onderhavige zaak is opgesteld. Daarin wordt, kort gezegd, de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De reclassering acht diagnostiek van belang om te bezien of er psychopathologie aan het (delict)gedrag van de verdachte ten grondslag ligt. Voorts blijkt uit het advies dat bij de verdachte voldoende motivatie lijkt te bestaan voor begeleiding en behandeling en lijkt de reclassering, ondanks zijn lange hulpverleningsgeschiedenis, (wederom) bereid te zijn om hem te begeleiden.
Naar het oordeel van het hof leiden de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de veelvuldige recidive van de verdachte tot de conclusie dat aan hem geen andere straf kan worden opgelegd dan een vrijheidsbenemende. Het hof acht, alles afwegende, onder de genoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken passend en geboden. Het hof ziet, gelet op het reclasseringsadvies van 16 juli 2020, aanleiding – bij wijze van laatste kans voor de verdachte – een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen, teneinde de in voornoemd advies genoemde bijzondere voorwaarden te kunnen opleggen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij daarbij baat denkt te hebben en dat hij hieraan zijn medewerking wil verlenen.
Hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting in het kader van de strafmaat heeft aangevoerd, heeft het hof niet gebracht tot een andere conclusie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 410,00 als vergoeding van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 181, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging (13-741010-16 en 13-684425-16)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van:
de in de zaak met parketnummer 13-741010-16 bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 170 dagen, alsmede
de in de zaak met parketnummer 13-684425-16 bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de onder i) genoemde vordering dient te worden toegewezen en dat ten aanzien van de onder ii) genoemde vordering het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de onder i) genoemde vordering af te wijzen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat hij graag, onder begeleiding van de reclassering, vooruit wil met zijn leven. Subsidiair heeft zij verzocht deze vordering slechts gedeeltelijk toe te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de tenuitvoerlegging van de onder ii) genoemde voorwaardelijk opgelegde straf reeds is bevolen bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2018 in de zaak met parketnummer 13-684425-16. Het hof zal het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de onder ii) genoemde vordering.
Voorts is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van de onder i) genoemde voorwaardelijk opgelegde straf aan diverse strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Voor het geloofwaardig functioneren van het wettelijke systeem van algemene (en in een voorkomend geval ook bijzondere) voorwaarden, is het van essentieel belang dat overtreding van deze voorwaarden niet zonder gevolgen blijft.
Nu bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2018, parketnummer 13-741010-16, een deel van deze voorwaardelijk opgelegde straf, groot 14 dagen, reeds ten uitvoer is gelegd, zal het hof de tenuitvoerlegging van het resterende gedeelte van de onder i) genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, te weten: 156 dagen, gelasten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep in de zaak B (parketnummer: 13-031324-18) onder 2 tenlastegelegde, voor zover dit de verbalisanten [ verbalisant 1] en [verbalisant 2] betreft.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak A met parketnummer 13-741066-18 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak B met parketnummer 13-031324-18 onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak B met parketnummer 13-031324-18 onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) weken,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd:
  • de veroordeelde is verplicht zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland Amsterdam op het adres [adres] en zich gedurende de volledige proeftijd te blijven melden, zo frequent en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde dient zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling te laten stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien er gedurende de detentie geen psychiatrische diagnostiek heeft plaatsgevonden, wordt dit alsnog ingezet om de juiste behandeling te bepalen. Doelen van de behandeling zullen zijn dat veroordeelde grip leert te krijgen op zijn gedrag en zelfbeheersing, alsmede zijn impulsiviteit leert te controleren.
Geeft opdracht aan de Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Gelast de tenuitvoerleggingvan het resterende deel van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2016, parketnummer 13-741010-16, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
156 (honderdzesenvijftig) dagen.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-684425-16.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.F. Groos en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 augustus 2020.
mr. H.A. van Eijk en mr. W.F. Groos zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]