In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 17 september 2019, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerde]. De huurovereenkomst betrof een chalet op een recreatiepark, waarbij de huurprijs aanvankelijk € 600,- per maand bedroeg, vermeerderd met parkkosten en voorschotten voor nutsvoorzieningen. De verhuurster, [appellante], vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het chalet wegens wanbetaling door de huurder, [geïntimeerde]. Het hof oordeelde dat de vorderingen van [appellante] toewijsbaar waren, in tegenstelling tot de eerdere beslissing van de kantonrechter. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] regelmatig huurachterstanden had en dat zijn betalingsgedrag niet acceptabel was. De huurovereenkomst werd ontbonden en [geïntimeerde] werd veroordeeld om het chalet binnen twee maanden na betekening van het arrest te ontruimen. Daarnaast werd [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en kosten voor nutsvoorzieningen. Het hof oordeelde dat de belangen van [appellante] bij ontbinding van de huurovereenkomst zwaarder wogen dan die van [geïntimeerde] om in het chalet te blijven wonen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders met betrekking tot tijdige betalingen en de gevolgen van wanbetaling.