ECLI:NL:GHAMS:2020:2728

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
200.239.307/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot bewijslevering door getuige in geschil over handtekeningen op overeenkomsten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep inzake onbetaalde facturen voor geleverde diensten. Het hof heeft op 13 oktober 2020 een tussenarrest uitgesproken waarin DTG B.V. wordt toegelaten tot bewijslevering door het horen van getuige [A]. Dit arrest volgt op eerdere uitspraken in de zaak, waaronder een tweede tussenarrest van 7 april 2020. Het hof heeft overwogen dat er geen deskundigenonderzoek kan worden bevolen naar de authenticiteit van de handtekeningen op de overeenkomsten, omdat de originelen niet meer beschikbaar zijn. DTG heeft aangeboden getuigenbewijs te leveren en heeft [A] als getuige voorgesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het horen van deze getuige en heeft zelf tegenbewijs aangeboden door het horen van getuigen. Het hof heeft besloten om DTG toe te laten tot het leveren van bewijs door het horen van [A] als getuige, en heeft de procedure voortgezet door een datum voor het getuigenverhoor te bepalen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na het getuigenverhoor.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.239.307/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/615354 / HA ZA / 16-952
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 oktober 2020
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. A. Aaryf te Utrecht,
tegen
DTG B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.R.F. van der Mark te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en DTG genoemd.
In deze zaak is op 7 april 2020 een tweede tussenarrest uitgesproken (hierna het tweede tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat tussenarrest verwezen.
Vervolgens hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- akte uitlaten van DTG;
- antwoordakte van [appellant] , met producties.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tweede tussenarrest heeft het hof overwogen dat het hof geen deskundigenonderzoek zal (kunnen) bevelen naar de authenticiteit van de op de overeenkomsten geplaatste handtekeningen, gelet op de door DTG gedane mededeling dat de originelen van de overeenkomsten niet meer beschikbaar zijn en op de door de beoogde deskundige telefonisch aan de griffier gedane mededeling dat zij geen objectief onderzoek kan verrichten, wanneer zij niet over de originele stukken beschikt. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen opdat DTG zich erover kan uitlaten of, en zo ja, op welke wijze, zij het bewijs wenst te leveren dat de handtekeningen op de overeenkomsten afkomstig zijn van [appellant] .
2.2.
DTG heeft in haar akte (aanvullend) bewijs aangeboden door het horen van [A] als getuige, onder handhaving van haar in deze procedure eerder ingenomen standpunten dat sprake is van een gerechtelijke erkentenis van [appellant] en dat in dit geval sprake zou moeten zijn van een omkering van de bewijslast.
2.3.
Volgens de antwoordakte van [appellant] heeft hij contact opgenomen met het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) om te bezien of een schrift-vergelijkend onderzoek met de voor handen zijnde stukken toch mogelijk is, gelet op de volgens hem zelfs met het blote oog zichtbare verschillen tussen de handtekeningen. Het onderzoeksrapport van het NFO is als productie aan de akte gehecht. Op de inhoud daarvan die, kort gezegd, gunstig lijkt voor [appellant] , zal het hof, zo nodig, in een later stadium van dit geding ingaan, als DTG daarop kan hebben gereageerd.
2.4.
[appellant] heeft het hof verzocht om het aanbod van DTG tot het horen van [A] als getuige af te wijzen. [appellant] heeft voorts tegenbewijs aangeboden door het horen van getuigen.
2.5.
Het hof zal DTG thans in de gelegenheid stellen overeenkomstig haar aanbod [A] als getuige te doen horen. Het hof is zich ervan bewust dat DTG herhaaldelijk een beroep op een gerechtelijke erkentenis van [appellant] heeft gedaan en zal dat beroep in een later arrest (uiteraard) bespreken, maar wenst nu allereerst zoveel mogelijk inzicht te krijgen in de feitelijke gang van zaken. Voor afwijzing van het horen van [A] als getuige zoals door [appellant] bepleit ziet het hof, mede daarom, geen aanleiding. Op grond van artikel 168 Rv staat, na het verhoor van [A] , van rechtswege voor [appellant] de mogelijkheid tot het leveren van tegenbewijs open.
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
laat DTG toe tot het leveren van bewijs, door middel van het horen van een getuige, van haar stelling dat de overeenkomsten door [appellant] zijn ondertekend;
beveelt dat het getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. D.J. van der Kwaak, daartoe tot raadsheer‑commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur;
bepaalt dat de advocaat van DTG uiterlijk op de rol van 27 oktober 2020 onder opgave van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de door DTG voor te brengen getuige in de periode van november 2020 tot en met januari 2021 aan het (enquêtebureau van het) hof een datum dient te verzoeken voor het bepalen van het getuigenverhoor;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en S. van Gulijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2020.