ECLI:NL:GHAMS:2020:2725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
23-004576-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het medeplegen van straatroven en woningovervallen op kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een reeks straatroven en woningovervallen, voornamelijk gericht op (hoog)bejaarde vrouwen. De verdachte, geboren in 1986, werd samen met minderjarige familieleden beschuldigd van het medeplegen van deze misdrijven. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 11 jaar en 8 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot diefstal en heling. De verdachte had een actieve rol gespeeld in de misdrijven, waarbij hij slachtoffers had uitgekozen en geweld had gebruikt om de diefstallen te vergemakkelijken. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor bepaalde vrijspraken en heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de rol van de verdachte in het aansteken van de geweldsdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004576-17
datum uitspraak: 15 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-684098-17 (hierna: zaak A) en 13-689291-17 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1986,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 oktober 2018, 15 en 17 september 2020 en 1 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte en het openbaar ministerie in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak A onder 5 en 10 is tenlastegelegd.
Het namens de verdachte ingestelde hoger beroep is onbeperkt ingesteld en derhalve mede gericht tegen die in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het namens hem ingestelde hoger beroep.
De officier van justitie heeft eveneens onbeperkt hoger beroep ingesteld. Blijkens de appelschriftuur van de officier van justitie van 10 januari 2018 en de mededelingen van de advocaat-generaal op de terechtzitting in hoger beroep heeft het openbaar ministerie geen bezwaren tegen eerdergenoemde vrijspraken. Nu ook overigens geen rechtens te respecteren belang is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, zal het hof, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv, het openbaar ministerie in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak A:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2017 te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan het [adres 1] ) heeft weggenomen een pinpas en/of een portemonnee (met daarin een geldbedrag van ongeveer 30,- euro) en/of een identiteitsbewijs en/of een of meer sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 1921), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 1] in de [winkel] , althans in een supermarkt heeft/hebben uitgezocht en/of
- achter voornoemde [benadeelde 1] is/zijn aangelopen en/of gereden en/of
- zich naar de woning van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben begeven en/of
- zich (daarbij) heeft/hebben voorgedaan als bezorger(s) van een pakketje en/of
- voornoemde [benadeelde 1] een of (meer)ma(a)l(en) (met kracht) (in de woning) heeft/hebben geduwd en/of
- de hoorn van de telefoon uit de hand(en) van voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben getrokken (toen voornoemde [benadeelde 1] de buren wilde bellen) en/of
- voornoemde [benadeelde 1] een kopstoot (tegen het voorhoofd) heeft/hebben gegeven en/of
- voornoemde [benadeelde 1] tegen de wang, althans tegen het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 1] heeft/hebben geroepen: "ik ga mijn pistool trekken" en/of "ik ga je dood maken he" en/of "de keuze is aan jou mevrouw", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [benadeelde 1] in de toiletruimte heeft/hebben geduwd.
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan [adres 2] ) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1930), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [benadeelde 2] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 2] in de [winkel] , althans in een supermarkt heeft/hebben uitgezocht en/of
- achter voornoemde [benadeelde 2] is/zijn aangelopen en/of gereden en/of
- zich naar de woning van voornoemde [benadeelde 2] heeft/hebben begeven en/of
- zich (daarbij) heeft/hebben voorgedaan als bezorger(s) van een pakketje en/of
- voornoemde [benadeelde 2] (met kracht) tegen de borst, althans tegen het lichaam heeft/hebben geduwd (waardoor voornoemde [benadeelde 2] achterover op de grond in de gang ten val kwam),
tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of een subgaleaal hematoom en/of licht traumatische hoofd-hersenletsel en/of irregulaire hartritme en/of sinustachycardie en/of een hartstilstand) heeft bekomen
en/of
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1930) te dwingen tot de afgifte van een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), naar voornoemde [benadeelde 2] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 2] in de [winkel] , althans in een supermarkt heeft/hebben uitgezocht en/of - achter voornoemde [benadeelde 2] is/zijn aangelopen en/of gereden en/of
- zich naar de woning van voornoemde [benadeelde 2] heeft/hebben begeven en/of
- zich (daarbij) heeft/hebben voorgedaan als bezorger(s) van een pakketje en/of
- voornoemde [benadeelde 2] (met kracht) tegen de borst, althans tegen het lichaam heeft/hebben geduwd (waardoor voornoemde [benadeelde 2] achterover op de grond in de gang ten val kwam),
tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of een subgaleaal hematoom en/of licht traumatische hoofd-hersenletsel en/of irregulaire hartritme en/of sinustachycardie en/of een hartstilstand) heeft bekomen.
3 primair.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, het Aalscholverpad) heeft weggenomen een telefoon (merk Microsoft Lumia), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] (geboren op [geboortedag 4] 1957), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich achter voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben begeven en/of
- de telefoon uit de hand(en) van voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gerukt en/of getrokken.
3 subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 21 februari 2017 te Diemen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Microsoft Lumia), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] (geboren op [geboortedag 4] 1957), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
- zich achter voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben begeven en/of
- de telefoon uit de hand(en) van voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gerukt en/of getrokken, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 februari 2017 te Diemen en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 3] als potentieel slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die diefstal met geweld had plaatsgevonden.
4 primair.
hij op of omstreeks 23 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, [plek 1] ) heeft weggenomen een tas en/of een tube handcreme en/of een sleutelbos en/of een kam en/of een pak papieren zakdoeken en/of een portemonnee en/of een geldbedrag (van ongeveer 14,- euro) en/of een of meer sja(a)l(en) en/of een stempas en/of een of meer (spaar)pas(sen) en/of een identiteitsbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] (geboren op [geboortedag 5] 1950), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (met kracht) de tas uit de hand(en) van voornoemde [benadeelde 4] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waardoor voornoemde [benadeelde 4] voorover ten val kwam).
4
subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 23 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een tube handcreme en/of een sleutelbos en/of een kam en/of een pak papieren zakdoeken en/of een portemonnee en/of een geldbedrag (van ongeveer 14,- euro) en/of een of meer sja(a)l(en) en/of een stempas en/of een of meer (spaar)pas(sen) en/of een identiteitsbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] (geboren op [geboortedag 5] 1950), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) (met kracht) de tas uit de hand(en) van voornoemde [benadeelde 4] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waardoor voornoemde [benadeelde 4] voorover ten val kwam), tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 februari 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 4] als slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die diefstal met geweld had plaatsgevonden.
6 primair.
hij op of omstreeks 23 februari 2017 te Diemen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, de [straat] ) weg te nemen een tas en/of een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] (geboren op [geboortedag 6] 1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [benadeelde 5] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 5] (van achteren) heeft/hebben geduwd en/of
- aan de tas van voornoemde [benadeelde 5] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of
- voornoemde [benadeelde 5] (met kracht) (met gebalde vuist) tegen de wang, althans tegen het gezicht heeft/hebben gestompt, althans geslagen.
6 subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 23 februari 2017 te Diemen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, de [straat] ) weg te nemen een tas en/of een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] (geboren op [geboortedag 6] 1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, [medeverdachte 1] met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [benadeelde 5] is toegegaan waarna die [benadeelde 5] en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 5] (van achteren) heeft/hebben geduwd en/of
- aan de tas van voornoemde [benadeelde 5] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of
- voornoemde [benadeelde 5] (met kracht) (met gebalde vuist) tegen de wang, althans tegen het gezicht heeft/hebben gestompt, althans geslagen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 februari 2017 te Diemen en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 5] als potentieel slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die poging diefstal met geweld had plaatsgevonden.
7 primair.
hij op of omstreeks 22 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, het metrostation Strandvliet) heeft weggenomen een (boodschappen)tas en/of een portemonnee en/of een (zonne)bril (merk Rayban) en/of een bankpas en/of een telefoon (merk Huawei) en/of een geldbedrag en/of een of meer postzegel(s) en/of een paar handschoenen en/of een sleutelbos en/of een capuchon en/of een schroevendraaier en/of een centimeter en/of een spray en/of een broodtrommel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] (geboren op [geboortedag 7] 1955), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( hard) op voornoemde [benadeelde 6] is/zijn afgerend en/of
- ( met kracht) aan de (boodschappen)tas van voornoemde [benadeelde 6] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waarbij voornoemde [benadeelde 6] met haar achterhoofd op een betonnen vloer ten val kwam toen zij haar tas moest loslaten).
7
subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 22 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (boodschappen)tas en/of een portemonnee en/of een (zonne)bril (merk Rayban) en/of een bankpas en/of een mobiele telefoon (merk Huawei) en/of een geldbedrag en/of een of meer postzegel(s) en/of een paar handschoenen en/of een sleutelbos en/of een capuchon en/of een schroevendraaier en/of een centimeter en/of een spray en/of een broodtrommel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] (geboren op [geboortedag 7] 1955), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
- ( hard) op voornoemde [benadeelde 6] is/zijn afgerend en/of
- ( met kracht) aan de (boodschappen)tas van voornoemde [benadeelde 6] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waarbij voornoemde [benadeelde 6] met haar achterhoofd op een betonnen vloer ten val kwam toen zij haar tas moest loslaten),
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 februari 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 6] als potentieel slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die diefstal met geweld had plaatsgevonden.
8 primair.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (op of aan de openbare weg, [plek 3] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of een telefoon (merk Samsung) en/of een bankpas en/of een creditcard en/of een geldbedrag (van 170,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] (geboren op [geboortedag 8] 1954), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 7] (van achteren bij de schouderband van haar tas) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met kracht) de tas van de schouder van voornoemde [benadeelde 7] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waardoor de schouderband van die tas knapte).
8 subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een telefoon (merk Samsung) en/of een bankpas en/of een creditcard en/of een geldbedrag (van 170,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] (geboren op [geboortedag 8] 1954), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [benadeelde 7] (van achteren bij de schouderband van haar tas) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met kracht) de tas van de schouder van voornoemde [benadeelde 7] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waardoor de schouderband van die tas knapte),
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 7] als potentieel slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die diefstal met geweld had plaatsgevonden.
9 primair.
hij op of omstreeks 22 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, de [plek 4] ) weg te nemen een tas en/of een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] (geboren op [geboortedag 9] 1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 8] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [benadeelde 8] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar voornoemde [benadeelde 8] heeft/hebben begeven en/of
- tegen de paraplu van voornoemde [benadeelde 8] heeft/hebben geslagen (waardoor voornoemde [benadeelde 8] achterover ten val kwam) en/of
- ( met kracht) aan de (draagband van de) tas van voornoemde [benadeelde 8] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of de draagband van die tas kapot heeft/hebben getrokken.
9
subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 22 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, de [plek 4] ) weg te nemen een tas en/of een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] (geboren op [geboortedag 9] 1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 8] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [benadeelde 8] is toegegaan waarna die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)
- zich naar voornoemde [benadeelde 8] heeft/hebben begeven en/of
- tegen de paraplu van voornoemde [benadeelde 8] heeft/hebben geslagen (waardoor voornoemde [benadeelde 8] achterover ten val kwam) en/of
- ( met kracht) aan de (draagband van de) tas van voornoemde [benadeelde 8] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of de draagband van die tas kapot heeft/hebben getrokken,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 februari 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 8] als slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die diefstal met geweld had plaatsgevonden.
11 primair.
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op of aan de openbare weg, de [plek 2] ) heeft weggenomen een tas en/of een telefoon en/of een leesbril en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag (van ongeveer 80,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9] (geboren op [geboortedag 10] 1936), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) aan de tas van voornoemde [benadeelde 9] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waardoor voornoemde [benadeelde 9] ten val kwam).
11 subsidiair.
[medeverdachte 1] op of omstreeks 19 februari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en/of een telefoon en/of een leesbril en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag (van ongeveer 80,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 9] (geboren op [geboortedag 10] 1936), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) aan de tas van voornoemde [benadeelde 9] heeft/hebben gerukt en/of getrokken (waardoor voornoemde [benadeelde 9] ten val kwam),
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 februari 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest
- door met voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) in een auto rond te rijden en/of
- door voornoemde [benadeelde 9] als potentieel slachtoffer aan te wijzen en/of
- door voornoemde [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) met die auto op te halen nadat die diefstal met geweld had plaatsgevonden.
12.
hij op of omstreeks 15 augustus 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 3] ) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 10] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat voornoemde [benadeelde 10] de deur van voornoemde woning had geopend) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds (zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een bivakmuts en/of sjaal droeg(en) teneinde herkenning te voorkomen en/of ten einde schrik aan te jagen)
- eenmaal of meermalen voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben (weg)geduwd (waardoor/tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde 10] kwam te vallen) en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gehouden in de richting van voornoemde [benadeelde 10] en/of
- ( met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de rug en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben geslagen en/of
- eenmaal of meermalen een stuk tape en/of een stuk plakband in de richting van het gezicht en/of mond en/of de hand(en) en/of arm(en) en/of lichaam van voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben gebracht en/of
- in tegenwoordigheid van en/of tegen voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben gezegd: "Plak haar mond" en/of "Pak de telefoon af" en/of "Pak haar telefoon" (welke telefoon voornoemde [benadeelde 10] vasthield) en/of "Mevrouw, als u meewerkt gaan we u niets doen", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- de hand(en) van voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 10] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt.
13.
hij op of omstreeks 23 februari 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk een of meer hakmes(sen) en/of een of meer masker(s) en/of een rol duct tape en/of een handschoen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
14
primair.
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2016 tot en met 8 juli 2016 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een wonig gelegen aan de [adres 4] ) heeft weggenomen een of meer autosleutel(s) en/of een of meer huissleutel(s) en/of twee, althans een laptop(s) en/of een of meer tablet(s) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een drankcollectie en/of een cocktailbar set en/of een of meer horloge(s) en/of een parkeerkaart en/of een (digitale) camera (merk Polaroid) en/of een camera installatie en/of een geldbedrag van in totaal 5500,- euro) en/of een of meer cadeaubon(nen) en/of een of meer autopapier(en) en/of een SD-kaart en/of een radiofront en/of een hoeveelheid parfum en/of een koffer met waardepapieren en/of een pak (merk Hugo Boss) (met toebehoren) en/of een of meer andere appara(a)t(en) en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 11] en/of [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een achterdeur van die woning
en/of
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2016 tot en met 8 juli 2016 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Nissan Pixo, kenteken [kenteken 1] ) en/of een personenauto (kenteken [kenteken 2] ), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 11] en/of [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot die weg te nemen personenauto('s) heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen personenauto('s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
14 subsidiair.
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2016 tot en met 13 juli 2016 te Zoetermeer en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (Nissan Pixo, kenteken [kenteken 1] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(en) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
15.
hij op of omstreeks 13 juli 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 14] en/of [benadeelde 15] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot de afgifte van een geldbedrag (van 1.500,- euro), door
- zich voor te doen als rechtmatige eigenaar van een personenauto (Nissan Pixo) en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 14] en/of [benadeelde 15] te zeggen: "ik moet dringend naar Suriname" en/of "mijn dochter ligt op sterven" en/of "ik heb geld nodig en moet van die auto af" en/of "ik wil er 1.500,- euro voor hebben", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- een personenauto (Nissan Pixo) te koop aan te bieden.
16.
hij op of omstreeks 24 februari 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, voorhanden heeft gehad een busje traangas, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met (een) verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6.
Zaak B:1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Amsterdam, althans in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) opnameverklaring (van [bedrijf 1] ), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die verklaring in bezit heeft gesteld van zijn raadsvrouw ter behandeling van zijn, verdachtes, zaak op zitting en/of (daarbij) die opnameverklaring als alibi heeft gebruikt (ten aanzien van gepleegde strafbare feiten op 22 februari 2017) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die opnameverklaring niet door het [bedrijf 1] was opgemaakt/afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover nog inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak zaak A feit 15

De verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 13 juli 2016 in Amsterdam [benadeelde 14] en/of [benadeelde 15] heeft opgelicht door hen een bedrag van 1.500,- euro te laten betalen voor een gestolen personenauto (Nissan Pixo), door tegen hen te zeggen dat hij dringend naar Suriname moest en dat zijn dochter op sterven zou liggen.
Het hof stelt op basis van de inhoud van het dossier – zie de overwegingen hierna ten aanzien van A 14 – vast dat het de verdachte is geweest die de auto aan [benadeelde 14] te koop heeft aangeboden en het geld daarvoor heeft opgestreken. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte daarbij oplichtingsmiddelen heeft gebruikt, namelijk het doen van leugenachtige mededelingen en het aannemen van een valse hoedanigheid.
Het hof is evenwel van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk is geworden dat mede onder invloed van die oplichtingsmiddelen bij de aangever een onjuiste voorstelling in het leven is geroepen waardoor deze is bewogen tot de afgifte van genoemd geldbedrag. Daartoe heeft het hof de omstandigheden waarin die gedragingen zijn verricht in aanmerking genomen. Deze houden in dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid de aangever, dan wel diens vertegenwoordiger, aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. De auto is immers op straat aan de aangever te koop aangeboden, door een hem totaal onbekende man, voor een relatief laag bedrag, en het aankoopbedrag is bovendien al geheel aan de verdachte betaald voordat de auto op naam van de aangever was overgeschreven.
Het hof acht daarom – anders dan de advocaat-generaal – niet bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van kort gezegd
de in zaak A tenlastegelegde feiten in de periode van 19 tot en met 23 februari 2017 (feiten A 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 13). Hij heeft hiertoe in de kern het volgende naar voren gebracht:
a. a) de belastende verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaringen onbetrouwbaar en inconsistent zijn. [medeverdachte 1] heeft belastend over de verdachte verklaard omdat zij niet op goede voet met elkaar stonden en omdat de politie hem valse informatie heeft voorgehouden, inhoudende dat de verdachte belastend over hem, [medeverdachte 1] , had verklaard. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 1] als getuige onder ede verklaard dat de verdachte niet betrokken was bij alle aan hem tenlastegelegde feiten en dat hij in de politieverhoren in strijd met de waarheid heeft verklaard dat de verdachte hem en [medeverdachte 2] onder druk had gezet de tenlastegelegde feiten te plegen. [medeverdachte 2] heeft een leugenachtige verklaring afgelegd over de invloed en betrokkenheid van de verdachte, gelet op WhatsApp-gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ;
b) de WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kunnen niet dienen voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij de aan hem tenlastegelegde feiten, nu de verdachte zich daarin enkel schuldig heeft gemaakt aan ‘stoere praat’. Daarnaast kan uit deze gesprekken worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelfstandig, en zonder de betrokken-heid van de verdachte, zijn overgegaan tot het plegen van overvallen en straatroven;
c) aan de aanwezigheid van de auto van de verdachte, de metallic-kleurige Opel Astra met kenteken [kenteken 3] , in de nabijheid van de plaatsen delict op de tenlastegelegde dagen kan geen bewijswaarde worden toegekend, nu de verdachte in die periode vaak heen en weer reed tussen Den Haag, waar hij net een nieuwe woning had betrokken, en Amsterdam (Buitenveldert en Zuidoost), waar zijn familie woont;
Hetgeen de raadsman overigens ten aanzien van elk feit heeft aangevoerd zal hieronder per afzonderlijk feit worden besproken.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van de aan de verdachte in zaak A onder 14 en in zaak B tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het aan de verdachte in zaak A onder 12 tenlastegelegde feit - de poging woningoverval op 15 augustus 2016 te Den Haag - heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte weliswaar als medepleger kan worden aangemerkt, maar dat hij geen opzet heeft gehad op de geweldshandelingen die door de mededaders zijn uitgeoefend op het slachtoffer.
Oordeel van het hof
Gelet op de door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van
de in de zaak A tenlastegelegde feiten in de periode van 19 tot en met 23 februari 2017(feiten A 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 13) ziet het hof aanleiding om, alvorens over te gaan tot de bespreking van de verweren per afzonderlijk feit, in het algemeen het volgende te overwegen.
a.
a) de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , neven van de verdachte, hebben korte tijd na hun aanhouding uitgebreide verklaringen bij de politie afgelegd, op respectievelijk 7 maart en 3 maart 2017. Hierin hebben zij niet alleen de verdachte, maar ook zichzelf belast. Beide medeverdachten hebben ook op 20 april 2017 respectievelijk 14 april 2017 belastend verklaard over de verdachte. [medeverdachte 2] is later niet op zijn verklaringen teruggekomen. Dat geldt niet voor [medeverdachte 1] . Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de verdachte niet betrokken is geweest bij alle aan hem tenlastegelegde feiten en dat het niet zo is dat de verdachte druk op hem uitoefende om strafbare feiten te plegen.
Het hof gaat uit van de verklaringen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de politie hebben afgelegd en acht deze geloofwaardig, nu zij op belangrijke onderdelen consistent zijn, onderling overeenkomen en worden ondersteund door verschillende bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de aangiftes, de tap- en WhatsAppgesprekken en de in de auto van de verdachte aangetroffen voorwerpen. Daar komt bij dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zoals gememoreerd, in hun verklaringen niet alleen de verdachte, maar ook zichzelf hebben belast.
Het hof hecht geen geloof aan hetgeen [medeverdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van zijn eerdere verklaringen heeft verklaard, omdat dit strijdig is met andere bewijsmiddelen en ook met de verklaring van de verdachte in hoger beroep ten aanzien van de poging woningoverval op aangeefster [benadeelde 10] (feit A 12). Immers: volgens de verdachte heeft hij de medeverdachten naar de woning van [benadeelde 10] gereden, terwijl [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij niet door de verdachte naar de woning is gebracht, maar samen met zijn mededaders een andere auto had.
Dat [medeverdachte 1] enkel belastend zou zijn gaan verklaren over de verdachte omdat de politie hem confronteerde met belastende verklaringen van de zijde van de verdachte of omdat de verdachte de naam van een vriend van [medeverdachte 1] noemde, te weten ‘ [vriend] ’, is geenszins aannemelijk geworden. Voorts is het hof niet gebleken dat de politie, bij het confronteren van de medeverdachten met de belastende verklaringen van de verdachte, is uitgegaan van onjuiste informatie, onder meer gelet op de verklaring van de verdachte in het verhoor inbewaringstelling, waarin hij expliciet gewag heeft gemaakt van ene ‘ [vriend] ’.
Het hof sluit tot slot niet uit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook op eigen gelegenheid strafbare feiten hebben gepleegd, maar dit maakt niet dat de verdachte een andere rol moet worden toegedicht dan uit de eerdergenoemde verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , afgelegd bij de politie, naar voren komt.
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt dan ook verworpen.
b) WhatsApp-gesprekken
De verdachte heeft in het politieverhoor op 4 april 2017 verklaard dat de telefoonnummers eindigend op + [telefoonnummer 1] en + [telefoonnummer 2] van hem zijn en dat hij zijn telefoon nooit uitleent. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte nogmaals verklaard dat het nummer + [telefoonnummer 1] bij hem in gebruik was en dat hij met dit nummer bepaalde WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd. In het dossier bevinden zich diverse WhatsApp-gesprekken waaraan door de gebruiker van voornoemde nummers is deelgenomen en waarin wordt gesproken over (de voorbereiding van) straatroven en (woning-)overvallen.
Het hof is van oordeel dat uit die gesprekken blijkt dat, anders dan door de raadsman bepleit, de verdachte niet enkel ‘stoere praat’ had, maar een participerende en sturende rol vervulde. Het hof heeft daarbij onder meer acht geslagen op het volgende. Op 19 februari 2017 omstreeks 19:47 uur vond er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarin zij het hebben over het plegen van berovingen en/of overvallen en dat zij dit samen met ‘ [verdachte] ’, ‘ [verdachte] ’ (
het hof begrijpt [verdachte] , de verdachte) gaan doen. Het hof leidt vervolgens uit het dossier af dat aangeefster [benadeelde 9] (feit A 11) na dit gesprek van haar tas is beroofd door drie mannen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij die avond samen met de verdachte waren en dat de buit van deze straatroof gelijkelijk is verdeeld. Daarnaast gaf de verdachte in het WhatsApp-gesprek op 20 februari 2017 tussen [medeverdachte 2] en hemzelf [medeverdachte 2] advies om goed te observeren en te zien wie waar alleen woont. Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de WhatsApp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en de verdachte op 21 februari 2017, waarin wordt gesproken over het plegen van een woningoverval de volgende dag, waarbij een pinpas moet worden buitgemaakt. Uit het dossier blijkt dat aangeefster [benadeelde 1] op 22 februari 2017 (feit A1) – dus de volgende dag – in haar woning is overvallen door drie mannen, waaronder – blijkens de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – de verdachte. Bij die overval is een pinpas buit-gemaakt. Tijdens die overval is de telefoon van [medeverdachte 1] afgetapt door de politie, terwijl hij een gesprek voerde. In dat gesprek waren de stemmen van de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te horen, evenals de stem van de vijfennegentigjarige aangeefster. Uit dat gesprek blijkt dat de verdachte de gang van zaken tijdens de overval bespreekt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , daaraan deelneemt en instructies geeft, zoals: “
broer ga naar binnen, duw duw duw duw duw. [medeverdachte 1] duw [medeverdachte 1] duw duw duw”, en “
die kop dicht, plak dicht” en “
zet haar in de wc, zet haar in de wc”.
Het vorenstaande brengt het hof tot de conclusie dat de verdachte niet enkel deelnam aan de WhatsApp-gesprekken, maar ook deelnam aan de uitvoering van hetgeen in de gesprekken is besproken en daarbij een sturende rol had. Het hof acht daarom de WhatsApp-gesprekken bruikbaar voor het bewijs.
c) vervoersbewegingen
De auto van de verdachte (een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 3] ) is rond de tijdstippen van verschillende overvallen door cameramasten geregistreerd in de nabijheid van de plaatsen waar die overvallen hebben plaatsgevonden. Anders dan de raadsman naar voren heeft gebracht, is het hof van oordeel dat deze aanwezigheid van de auto van de verdachte redengevend kan zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij de aan hem tenlastegelegde feiten. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet aannemelijk is dat een ander dan de verdachte deze auto in de tenlastegelegde periode bestuurde. De aanwezigheid van de auto van de verdachte, en daarmee dus van de verdachte, wordt ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die tevens verklaren over verdachtes betrokkenheid bij de feiten waarbij zijn auto via cameramasten is geregistreerd. Dat de auto van de verdachte slechts op die plaatsen zou zijn geweest omdat familieleden van hem daar wonen, acht het hof, onder meer gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , niet aannemelijk.
In de auto van de verdachte zijn bovendien verschillende goederen aangetroffen die aan de ten laste gelegde straatroven en (woning)overvallen kunnen worden gerelateerd, zoals de pinpas van [benadeelde 1] in de jas van de verdachte, een poezentas van [benadeelde 4] , de telefoon van [benadeelde 6] en een kartonnen doos overeenkomstig de doos die [benadeelde 1] is aangeboden bij de woningoverval op 22 februari 2017 te Diemen.
Ten slotte overweegt het hof dat het niet registreren van de auto van de verdachte bij sommige aan hem tenlastegelegde feiten, de betrokkenheid van de verdachte niet uitsluit, te minder nu uit de door [bedrijf 2] verstrekte gegevens (
hierna: [bedrijf 2] -gegevens) blijkt dat de vervoersbewegingen van de auto niet op elk moment zijn geregistreerd.
Conclusie
Gelet op bovenstaande overwegingen is het hof van oordeel dat bij alle tenlastegelegde feiten in de periode van 19 tot en met 23 februari 2017 sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Onmiskenbaar bestond er in deze periode het gezamenlijke plan om ‘geld te maken’ door het plegen van straatroven en woningovervallen. Zij zijn (met uitzondering van één feit) steeds gedrieën op pad gegaan om kwetsbare slachtoffers te traceren, waarna, volgens plan, de medeverdachten (of een van hen) – in enkele gevallen samen met de verdachte – de diefstal pleegden, om zich vervolgens in de door de verdachte bestuurde auto uit de voeten te maken en de buit gelijkelijk te verdelen.
Onder verwijzing naar bovenstaande overwegingen zal het hof hierna de door de raadsman gevoerde verweren per afzonderlijk feit – in chronologische volgorde – bespreken.
19 februari 2017
Feit A 11
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte op 19 februari 2017, rond het tijdstip waarop aangeefster [benadeelde 9] van haar tas werd beroofd, bij zijn vader (in Amsterdam West) was, hetgeen door zijn vader is bevestigd en ook bevestiging vindt in de [bedrijf 2] -gegevens.
Aangeefster [benadeelde 9] heeft verklaard dat zij op 19 februari 2017 is beroofd door drie mannen bij [plek 2] (Buitenveldert) in Amsterdam. Eén van de mannen was kleiner en ouder dan de andere twee mannen en had weinig haar. Dat signalement komt overeen met het signalement van de verdachte. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben bekend dat zij met de verdachte deze straatroof hebben gepleegd. Gelet hierop en gelet op het eerdergenoemde WhatsApp-gesprek van 19 februari 2017 acht het hof bewezen dat de verdachte een van de drie mannen was die aangeefster [benadeelde 9] hebben beroofd. Het alibi dat de verdachte heeft verstrekt, namelijk dat hij op 19 februari 2017 tussen 20:00 uur en 22:30 uur bij zijn vader was, kan niet juist zijn, gelet op de omstandigheid dat uit de [bedrijf 2] -gegevens in ieder geval blijkt dat de auto van de verdachte op tijdstippen in die periode is geregistreerd op andere plaatsen in Amsterdam, waaronder de Ringweg Zuid A10. Naar het oordeel van het hof sluiten de [bedrijf 2] -gegevens niet uit dat de verdachte op enig moment die avond betrokken is geweest bij de straatroof. Aan de omstandigheid dat de auto van de verdachte op de door de aangeefster genoemde tijdstippen, te weten tussen 21:25 uur en 21:35 uur, blijkens de [bedrijf 2] -gegevens niet is geregistreerd nabij de plaats delict kunnen verschillende redenen ten grondslag liggen, waaronder een vergissing in de tijd door de aangeefster.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder A11 primair is tenlastegelegd.
21 februari 2017
Feit A 8
Alibi verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte op 21 februari 2017 om 11:15 uur een flitsbekeuring heeft gekregen ter hoogte van het Prins Clausplein te Den Haag. Om die reden zou de verdachte niet betrokken kunnen zijn geweest bij de beroving van aangeefster [benadeelde 7] omstreeks 12.40 uur, althans niet voor 12.00 uur op het station RAI zijn geweest, zoals [medeverdachte 2] heeft verklaard.
Het hof overweegt dat uit het proces-verbaal van onderzoek naar de flitsbekeuring van de verdachte blijkt dat het mogelijk is om binnen een tijdsbestek van 35 tot 45 minuten te rijden van de plek waar de verdachte is geflitst in Den Haag naar Amsterdam. Gelet hierop sluit de flitsbekeuring om 11.15 uur de aanwezigheid van de verdachte omstreeks 12:40 uur op de plaats delict, [plek 3] in Amsterdam (Buitenveldert), in de nabijheid van station RAI, niet uit. Evenmin sluit dit uit dat de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorafgaand aan de straatroof van aangeefster [benadeelde 7] , omstreeks 12:00 uur bij station RAI te Amsterdam zou hebben opgehaald. Vast staat overigens dat de auto van de verdachte kort na de overval (te weten om 12.48 uur) in Amsterdam-Zuid (de Beethovenstraat), dus niet ver van de plaats delict, is geregistreerd.
Dat de auto van de verdachte en verdachte zelf daadwerkelijk in Amsterdam Buitenveldert waren ten tijde van de straatroof en dat de verdachte ook bij die overval betrokken was, volgt uit de verklaring van [medeverdachte 1] in het verhoor van 7 maart 2017, die bevestiging vindt in de verklaring van [medeverdachte 2] , afgelegd op 14 april 2017. [medeverdachte 1] heeft toen immers verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en de verdachte was, hij uit de auto stapte, de tas pakte, wegrende en weer in de auto stapte; de buit werd onderling verdeeld. Dat de auto van de verdachte na de overval een onlogische rijrichting maakte (en niet, zoals door [medeverdachte 2] verklaard, richting snelweg) of dat de telefoon van de aangeefster naderhand voor een (door [medeverdachte 1] benoemde) (te) lage prijs zou zijn verkocht, zoals door de raadsman bepleit, maakt niet dat aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen moet worden getwijfeld.
Gelet op het voorgaande, in samenhang met de eerdere overwegingen omtrent het medeplegen in de periode van 19 tot en met 23 februari 2017, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het hem onder A 8 tenlastegelegde feit.
Feit A 2
Het hof acht bewezen dat dit feit door de verdachte is medegepleegd op basis van de bekennende verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , de [bedrijf 2] -gegevens waaruit blijkt dat de auto van de verdachte rond het tijdstip van de overval in de nabijheid van de woning van de aangeefster [benadeelde 2] is geregistreerd en de WhatsApp-gesprekken, waarin de verdachte en [medeverdachte 1] spreken over de overval ‘die op AT5 staat’. Dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die de vermoedelijke daders hebben gezien, een niet bij de verdachte passende beschrijving van de haardracht van de derde – oudere – persoon hebben gegeven, doet daaraan niet af. Daarnaast acht het hof niet aannemelijk geworden dat de verdachte enkel van deze overval op de hoogte is geraakt omdat [medeverdachte 1] hem daarover via WhatsApp vertelde – zoals de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard.
Feit A 3
Het hof is van oordeel dat de verdachte als medepleger bij de diefstal met geweld van de telefoon van aangeefster [benadeelde 3] dient te worden aangemerkt, gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de omstandigheid dat de verdachte de gestolen telefoon diezelfde middag heeft verkocht. Zoals hiervoor onder c) overwogen sluit de omstandigheid dat de auto van de verdachte die dag tussen 14:56 uur en 17:15 uur niet via de cameramasten is geregistreerd, terwijl het feit rond 15.00 uur in Diemen is gepleegd, de betrokkenheid van de verdachte niet uit.
22 februari 2017
Feit A 9
Alibi verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte op 22 februari 2017 ten tijde van het tenlastegelegde feit een dagbehandeling onderging bij [bedrijf 1] in Den Haag, zodat de verdachte bij dat feit niet betrokken kan zijn geweest.
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte aangedragen alibi wordt weerlegd door hetgeen hierna ten aanzien van zaak B wordt overwogen en door de [bedrijf 2] -gegevens, waaruit blijkt dat zijn auto op 22 februari 2017 om 14:13 uur is geregistreerd bij de Europaboulevard te Amsterdam.
Gelet op de bekennende verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en het registreren van verdachtes auto in de buurt van de plaats delict ( [plek 4] in Amsterdam Buitenveldert) omstreeks het door de aangeefster genoemde tijdstip (14.10 uur), acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder A 9 tenlastegelegde poging straatroof.
Feit A 1
Tijdens de diefstal met geweld op aangeefster [benadeelde 1] in haar woning in Diemen hebben de daders met elkaar een telefoongesprek gevoerd, welk telefoongesprek middels een tap op het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is opgenomen. Het hof is van oordeel dat, anders dan door de raadsman bepleit, de verdachte de derde persoon is in het tapgesprek tijdens de overval op [benadeelde 1], nu gebruik is gemaakt van het telefoonnummer eindigend op + [telefoonnummer 2] , waarvan de verdachte heeft verklaard – zoals hiervoor overwogen – dat hij de gebruiker was. Daarbij komt dat een van de stemmen in het telefoongesprek door een verbalisant is herkend als die van de verdachte, en dat [medeverdachte 1] de voornaam van de verdachte heeft genoemd aan het einde van dat gesprek. Dat de telefoon van de verdachte niet zou zijn aangestraald op zendmasten in de buurt van de woning van [benadeelde 1] , maakt dit niet anders, nu de betrokkenheid van de verdachte bij dit tenlastegelegde feit naar het oordeel van het hof afdoende blijkt uit voornoemde tapgesprekken en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , terwijl de verdachte bovendien zelf heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in Diemen heeft afgezet en met de pinpas van aangeefster [benadeelde 1] heeft gepind.
Feit A 7
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde medeplegen, nu zijn bijdrage aan het feit niet verder is gegaan dan het rondrijden van [medeverdachte 1] . Onder verwijzing naar hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het medeplegen en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] in het bijzonder, overweegt het hof dat de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de door hen gepleegde delicten planmatig handelden, waarbij de rol van de verdachte juist bestond uit het rondrijden van de anderen, tegen hen zeggen wat te doen en hen de te beroven personen aan te wijzen. [medeverdachte 1] heeft ten aanzien van deze straatroof verklaard dat hij samen met de verdachte in een auto was, dat hij ‘de tas ging trekken’ en dat de verdachte ergens op hem wachtte. Gelet op de rolverdeling tussen de verdachte en [medeverdachte 1] is het hof van oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de straatroof op [benadeelde 6].
23 februari 2017
Alibi verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten op 23 februari 2017 aangevoerd dat de verdachte die dag tussen 12:00 uur en 19:30 uur bij zijn pleegmoeder, getuige [getuige 3] , in Amsterdam Zuidoost was. Om die reden kan de verdachte niet betrokken zijn geweest bij de in de zaak A onder 6 en 4 tenlastegelegde feiten.
Feit A 6
De poging tot straatroof op aangeefster [benadeelde 5] heeft plaatsgevonden omstreeks 11:30 uur op de [straat] te Diemen. Noch het genoemde alibi, noch de [bedrijf 2] -gegevens, waaruit blijkt dat de auto tussen 11:21 uur en 12:35 uur niet is geregistreerd, brengen mee dat de verdachte niet rond 11:30 uur - 11:35 uur betrokken kan zijn geweest bij het tenlastegelegde feit.
Gelet hierop en gelet op de bekennende verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – die kort gezegd hebben verklaard dat de verdachte met hen samen was en dat de verdachte de aangeefster zag, en volgens [medeverdachte 2] gezegd heeft dat zij er achteraan moesten gaan – acht het hof het onder 6 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit A 4
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij niet precies weet hoe lang de verdachte en [medeverdachte 2] bij haar thuis zijn gebleven na de terugkomst van Bureau Halt (aan de [adres 5] te Amsterdam), waar zij om 16:00 uur een afspraak hadden. Uit de [bedrijf 2] -gegevens blijkt dat de auto van de verdachte in ieder geval omstreeks 16:40 uur is geregistreerd bij de [adres 5] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de woning van [getuige 3] in Amsterdam Zuidoost om 18:30 uur heeft verlaten en met [medeverdachte 2] naar Buitenveldert is gereden om [medeverdachte 1] op te halen, waar hij blijkens de [bedrijf 2] -gegevens om 18:45 uur bij de Europaboulevard is geregistreerd. Dit brengt naar het oordeel van het hof met zich dat de verdachte rond het tijdstip van de straatroof op [benadeelde 4] , te weten omstreeks 19:00 uur bij [plek 1] te Amsterdam Buitenveldert, aanwezig kan zijn geweest. Gelet hierop, de bekennende verklaring van [medeverdachte 2] en de omstandigheid dat de tas van de aangeefster in de auto van de verdachte is aangetroffen in aanmerking genomen, acht het hof het aan de verdachte primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dat [medeverdachte 1] dit feit heeft ontkend, maakt dit niet anders.
Het hof overweegt ten aanzien van de aan de verdachte
in de zaak A onder 12 en 14 en in de zaak B tenlastegelegde feitenals volgt.
Feit A 12
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend betrokken te zijn geweest bij de overval op aangeefster [benadeelde 10] in haar woning in Den Haag. Hij heeft verklaard niet te hebben geweten dat daarbij geweld zou worden uitgeoefend. Het hof acht dat deel van zijn verklaring niet geloofwaardig nu hij, anders dan de raadsman heeft bepleit, naar het oordeel van het hof heeft deelgenomen aan de WhatsApp-gesprekken voorafgaand aan de overval, waarin de verdachte onder meer appt: “Neem alles mee, teaser (
het hof begrijpt: taser) en je weet wel” en gesproken wordt over ‘paperspray’ (
het hof begrijpt: pepperspray). Dit brengt met zich dat de verdachte heeft aangestuurd op het meenemen van gewelds-middelen, zodat hij niet alleen opzet had op de poging diefstal in vereniging, hetgeen ook niet door de verdediging is betwist, maar ook op het geweld of bedreiging hiermee.
Feit A 14
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof niet bewezen hetgeen de verdachte onder 14 primair is tenlastegelegd, een woninginbraak in Zoetermeer waarbij onder meer twee auto’s zijn weggenomen.
De raadsman heeft tevens vrijspraak van de aan de verdachte subsidiair tenlastegelegde heling bepleit. Hij heeft hiertoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Het door aangever [benadeelde 14] opgegeven signalement van de dader komt voor wat betreft de haardracht niet overeen met het uiterlijk van de verdachte. Voorts kan aan het aanstralen van de telefoon van de verdachte bij het Bijlmerplein geen bewijswaarde worden toegekend, nu diverse familieleden van de verdachte in de nabijheid daarvan wonen. Ten slotte kan uit het dossier niet worden afgeleid dat getuige [benadeelde 15] sms-berichten heeft ontvangen van het telefoonnummer van de verdachte, nu dit niet door verbalisanten is vastgesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [benadeelde 14] en getuige [benadeelde 15] hebben verklaard dat zij op 13 juli 2016 op een terras op het Bijlmerplein te Amsterdam werden aangesproken door een man die vroeg of zij een auto wilden kopen. De man zei dat hij dringend naar Suriname moest, dat zijn dochter op sterven lag en dat hij geld nodig had. [benadeelde 15] is vervolgens met de man naar de betreffende auto, een Nissan Pixo (kenteken [kenteken 1] ), gegaan. [benadeelde 15] heeft de koopprijs aan de man gegeven en de sleutel van de auto gekregen. Voordat de auto werd overgeschreven, heeft de man zich uit de voeten gemaakt. [benadeelde 15] had het telefoonnummer van de man: [telefoonnummer 1] . Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van dit telefoonnummer zich op 13 juli 2016 tussen 12.14 uur en 13.11 uur in de nabijheid van het Bijlmerplein bevond. Dit komt overeen met het tijdstip dat door [benadeelde 15] is genoemd als het tijdstip (omstreeks 13.15 uur) waarop hij en [benadeelde 14] werden aangesproken door de man. De verdachte, die ontkent deze man te zijn, maakte, zoals hiervoor overwogen, gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [benadeelde 15] heeft de man beschreven als Hindoestaans, kalend en brildragend, hetgeen overeenkomt met het signalement van de verdachte. Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat het de verdachte is geweest die op 13 juli 2016 de genoemde Nissan Pixo voorhanden had. Vast staat dat deze auto tussen 5 juli 2016 en 8 juli 2016 is gestolen in Zoetermeer.
De omstandigheid dat de verdachte zich valselijk voordeed als bonafide verkoper van de auto, en daarbij in strijd met de waarheid zei dat hij dringend naar Suriname moest en dat zijn dochter op sterven lag, acht het hof redengevend voor het bewijs dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de auto wist dat deze uit misdrijf afkomstig was. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van de auto. Tot slot is van belang dat er geen aanwijzingen zijn dat de wetenschap van de herkomst uit misdrijf bij de verdachte pas is ontstaan na het voorhanden krijgen van de auto.
Zaak B
Tijdens de pro forma-zitting in eerste aanleg op 17 augustus 2017 heeft de verdachte een schriftelijke verklaring van [bedrijf 1] te Den Haag, gedateerd 22 april 2017, overgelegd. Uit deze schriftelijke verklaring, ondertekend door psychiater [naam 1] , zou blijken dat de verdachte op 22 februari 2017 van 10:30 tot 15:30 uur een dagbehandeling heeft ondergaan. Op 26 oktober 2017 is door [naam 2] , namens [groep] Groep, waarvan [bedrijf 1] deel uitmaakt, aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. In de aangifte staat vermeld dat onderzoek naar de verklaring heeft uitgewezen dat deze niet van [bedrijf 1] afkomstig is, maar wel onder die naam is opgemaakt. De handtekening onder de opnameverklaring is niet van psychiater [naam 1] . Dat iemand, verbonden aan [bedrijf 1] , uit naam van [naam 1] de verklaring zou hebben ondertekend, zoals door de verdachte zelf ter terechtzitting naar voren gebracht, is op geen enkele wijze gebleken.
Gelet hierop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een valse of vervalste verklaring heeft verstrekt om zichzelf hiermee een alibi te verschaffen voor het aan hem in de zaak A onder 9 tenlastegelegde feit. Dat [naam 2] en [naam 1] de verdachte die dag niet zouden hebben gesproken en derhalve niet zouden kunnen bevestigen of verdachte er was, doet niet af aan de valsheid van de verklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12, 13, 14 subsidiair en 16 en in de zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op 22 februari 2017 te Diemen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van weder-rechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan het [adres 1] heeft weggenomen een portemonnee met daarin een geldbedrag van ongeveer 30,- euro en een identiteitsbewijs, en sleutels, toebehorende aan [benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 1921), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij en zijn mededaders
- [benadeelde 1] in de [winkel] hebben uitgezocht en
- achter [benadeelde 1] zijn aangelopen en
- zich naar de woning van [benadeelde 1] hebben begeven en
- zich hebben voorgedaan als bezorger van een pakketje en
- [benadeelde 1] meermalen met kracht hebben geduwd en
- de hoorn van de telefoon uit de hand van [benadeelde 1] hebben getrokken toen [benadeelde 1] de buren wilde bellen en
- [benadeelde 1] een kopstoot tegen het voorhoofd hebben gegeven en
- [benadeelde 1] tegen de wang hebben geslagen en
- tegen [benadeelde 1] hebben geroepen: "ik ga mijn pistool trekken" en "ik ga je dood maken he, de keuze is aan jou mevrouw” en
- [benadeelde 1] in de toiletruimte hebben geduwd.
2.
hij op 21 februari 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan [adres 2] weg te nemen goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 2] (geboren op [geboortedag 3] 1930), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen [benadeelde 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, met zijn mededaders
- [benadeelde 2] in de [winkel] hebben uitgezocht en
- achter [benadeelde 2] zijn aangelopen en
- zich naar de woning van [benadeelde 2] hebben begeven en
- zich hebben voorgedaan als bezorger van een pakketje en
- [benadeelde 2] met kracht tegen de borst hebben geduwd, waardoor [benadeelde 2] achterover op de grond in de gang ten val kwam, ten gevolge waarvan [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel (irregulair hartritme en een hartstilstand) heeft bekomen.
3
primair.
hij op 21 februari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, het Aalscholverpad, heeft weggenomen een telefoon (merk Microsoft Lumia), toebehorende aan [benadeelde 3] (geboren op [geboortedag 4] 1957), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededader de telefoon uit de hand van [benadeelde 3] hebben getrokken.
4 primair.
hij op 23 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, [plek 1] , heeft weggenomen een tas, een tube handcrème, sleutels, een kam, een pak papieren zakdoeken, een portemonnee, een geldbedrag van 14,- euro, sjaals, een stempas, spaarpassen en een identiteitsbewijs, toebehorende aan [benadeelde 4] (geboren op [geboortedag 5] 1950), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders met kracht de tas uit de hand van [benadeelde 4] hebben gerukt, waardoor [benadeelde 4] voorover ten val kwam.
6 primair.
hij op 23 februari 2017 te Diemen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, weg te nemen een tas, toebehorende aan [benadeelde 5] (geboren op [geboortedag 6] 1939), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld tegen [benadeelde 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan andere deelnemers aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken, met zijn mededaders naar [benadeelde 5] is toegegaan, waarna hij en zijn mededaders
- [benadeelde 5] van achteren hebben geduwd en
- aan de tas van [benadeelde 5] hebben getrokken en
- [benadeelde 5] met kracht met gebalde vuist tegen de wang hebben geslagen.
7 primair.
hij op 22 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op het metrostation Strandvliet heeft weggenomen een boodschappentas, een portemonnee, een bril (merk Rayban), een bankpas, een telefoon (merk Huawei), een geldbedrag, postzegels, een paar handschoenen, een schroevendraaier, een centimeter, een spray en een broodtrommel, toebehorende aan [benadeelde 6] (geboren op [geboortedag 7] 1955), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededader met kracht aan de boodschappentas van [benadeelde 6] hebben gerukt, waarbij [benadeelde 6] met haar achterhoofd op een betonnen vloer ten val kwam toen zij haar tas moest loslaten.
8 primair.
hij op 21 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, [plek 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, een telefoon (merk Samsung), een bankpas, een creditcard en een geldbedrag van 170,- euro, toebehorende aan [benadeelde 7] (geboren op [geboortedag 8] 1954), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders met kracht de tas van de schouder van [benadeelde 7] hebben getrokken, waardoor de schouderband van die tas knapte.
9 primair.
hij op 22 februari 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, op de openbare weg, de [plek 4] , weg te nemen een tas, toebehorende aan [benadeelde 8] (geboren op [geboortedag 9] 1939), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld tegen [benadeelde 8] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met zijn mededaders naar [benadeelde 8] is toegegaan, waarna hij en zijn mededaders
- tegen de paraplu van [benadeelde 8] hebben geslagen (waardoor [benadeelde 8] achterover ten val kwam) en
- met kracht aan de draagband van de tas van [benadeelde 8] hebben getrokken en die draagband kapot hebben getrokken.
11 primair.
hij op 19 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de [plek 2] , heeft weggenomen een tas, een telefoon, een leesbril, een OV-chipkaart en een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 9] (geboren op [geboortedag 10] 1936), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders aan de tas van [benadeelde 9] hebben getrokken, waardoor [benadeelde 9] ten val kwam.
12.
hij op 15 augustus 2016 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3] weg te nemen een of meer goed(eren), toebehorende aan [benadeelde 10] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 10] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met zijn mededaders naar de woning is toegegaan, waarna hij en zijn mededaders (nadat [benadeelde 10] de deur van de woning had geopend) opzettelijk gewelddadig en dreigend
- [benadeelde 10] hebben weggeduwd, waardoor [benadeelde 10] kwam te vallen, en
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [benadeelde 10] hebben getoond, en
- met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de rug en tegen het hoofd van [benadeelde 10] hebben geslagen, en
- meermalen een stuk tape in de richting van het gezicht en/of de mond van [benadeelde 10] hebben gebracht en een stuk tape in de richting van de hand(en) van [benadeelde 10] hebben gebracht, en
- in tegenwoordigheid van en/of tegen [benadeelde 10] hebben gezegd: "Plak haar mond" en "Pak haar telefoon" (welke telefoon [benadeelde 10] vasthield) en "Mevrouw, als u meewerkt gaan we u niets doen", en
- de handen van [benadeelde 10] hebben vastgepakt, en
- meermalen tegen het lichaam van [benadeelde 10] hebben geslagen.
13.
hij op 23 februari 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk hakmessen, maskers, een rol tape en een handschoen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
14 subsidiair.
hij op 13 juli 2016 te Amsterdam een personenauto (Nissan Pixo, kenteken [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
16.
hij op 24 februari 2017 te 's-Gravenhage voorhanden heeft gehad een busje traangas, zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met een verstikkende, weerloosmakende en traanverwekkende stof, zijnde een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6.
Zaak B:
hij op 17 augustus 2017 te Amsterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste opnameverklaring van [bedrijf 1] , - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij die verklaring in bezit heeft gesteld van zijn raadsvrouw ter behandeling van zijn zaak op zitting en/of die opnameverklaring als alibi heeft gebruikt (ten aanzien van gepleegde strafbare feiten op 22 februari 2017) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die opnameverklaring niet door het [bedrijf 1] was opgemaakt/afgegeven.
Hetgeen in de zaak A onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12, 13, 14 subsidiair en 16 en in de zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak A onder 3 primair, 4 primair, 8 primair, 11 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 7 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 6 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 9 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 12 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak A onder 13 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of medeplegen van voorbereiding van afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
Het in de zaak A onder 14 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak A onder 16 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor dezelfde feiten als door de rechtbank bewezen verklaard, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Ernst van de bewezenverklaarde feiten en omstandigheden waaronder zij zijn begaan
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 30 jaren oud, heeft zich samen met twee minderjarige familieleden schuldig gemaakt aan een reeks (pogingen tot) straatroven en woning-overvallen, waarvan telkens vrouwen op (voornamelijk hoge) leeftijd het slachtoffer zijn geworden. De verdachte en zijn mededaders zijn tijdens hun rooftocht enkel uit geweest op financieel gewin (zoals blijkt uit een bericht van de verdachte: “saaf = saaf”) en hebben de slachtoffers uitgekozen op hun kwetsbare positie. Tegen een aantal slachtoffers werd hierbij aanmerkelijk geweld niet geschuwd, waardoor zij pijn en letsel hebben bekomen. Een van de slachtoffers heeft als gevolg van het handelen van de verdachte en zijn mededaders zelfs tweemaal een hartstilstand gekregen. De verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de eigendommen van de slachtoffers. Voor zover het de (pogingen tot) woningovervallen betreft, hebben zij bovendien niet geschroomd de slachtoffers te belagen op een plaats waar deze zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. Het behoeft geen toelichting dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans de gevolgen ervan nog lange tijd meedragen. Dit blijkt ook bij onderhavige feiten het geval te zijn, getuige de verklaringen in het dossier en getuige hetgeen door of namens een aantal slachtoffers ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep naar voren is gebracht. Het beeld dat uit deze verklaringen naar voren komt, is dat het handelen van de verdachte en zijn mededaders de levens van de slachtoffers ingrijpend heeft veranderd. Het hof acht deze daden uiterst verwerpelijk en rekent de verdachte deze ten zeerste aan. Dat de verdachte heeft getracht zijn verantwoordelijkheid voor een aantal feiten te ontlopen door een vals of vervalst document van [bedrijf 1] in het geding te brengen teneinde zich aldus een vals alibi te verschaffen, acht het hof des te kwalijker.
Ook heeft de verdachte met zijn minderjarige familieleden een overval op een klant van een casino voorbereid, waarbij zij onder meer de beschikking hadden over hakmessen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een busje pepperspray. Het ongecontroleerde bezit van pepperspray brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en bergt het risico op het gebruik daarvan in zich, met alle gevolgen van dien. Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een auto. Dit is een hinderlijk feit, dat nadeel voor de rechthebbende van de auto veroorzaakt en waarmee een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand wordt gehouden.
Gelet op het voorgaande, en in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 september 2020 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal, is enkel een gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur passend. De vraag waarvoor het hof zich gesteld ziet, is of aan de verdachte daarnaast ook de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege moet worden opgelegd. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Over de verdachte is een Pro Justitia-rapport opgemaakt door psychiater [naam 3] van 1 februari 2019 en door GZ-psycholoog [naam 4] van 5 februari 2019. De verdachte heeft (grotendeels) meegewerkt aan het onderzoek van de psycholoog en de psychiater. Daaruit is naar voren gekomen dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zowel een licht verstandelijke beperking als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen hebben vastgesteld dat daarvan ook sprake was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Aangezien de verdachte vrijwel alle ten laste gelegde feiten volledig heeft ontkend, kon de doorwerking van de psychische problematiek bij het plegen van deze feiten door de deskundigen niet met de verdachte besproken worden. Zo zijn eventuele drijfveren of een interactie met de mededaders niet duidelijk geworden. Daarom hebben de deskundigen afgezien van een advies over de toerekenbaarheid en hebben zij geen valide uitspraak kunnen doen over het recidiverisico.
Met het voorgaande hangt ook samen dat de deskundigen geen advies hebben gegeven over een eventueel op te leggen sanctie. Wel heeft de psycholoog vanuit zorgoogpunt aanbevolen dat de verdachte enige zorg en begeleiding ontvangt in verband met de eventuele (somberheids-) problematiek waarmee hij mogelijk te maken heeft en heeft zij opgemerkt dat er enige psycho-educatie zou kunnen plaatsvinden. De psychiater heeft gerapporteerd dat er niet goed een uitspraak kan worden gedaan over de zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden.
Het hof neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over ten aanzien van de bij de verdachte bestaande gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van zowel een licht verstandelijke beperking als een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Aangezien deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ook ten tijde van alle bewezenverklaarde feiten bestond, gaat het hof ervan uit dat deze bij de totstandkoming van de bewezen verklaarde feiten een rol heeft gespeeld. Meer specifiek acht het hof het aannemelijk dat de verdachte, ongeacht zijn drijfveren of een interactie met de mededaders, heeft kunnen overgaan tot het plegen van die feiten, omdat zijn (lacunaire) geweten hem daarvan telkens niet heeft weerhouden. Het hof acht daarom een direct verband aanwezig tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de bewezenverklaarde feiten. Het hof gaat er dan ook van uit dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte niet geheel kunnen worden toegerekend.
Het hof zal echter niet overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, anders dan de advocaat-generaal heeft geëist. Dwingende voorwaarde voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de maatregel
eist. Hoewel uit de justitiële documentatie van 1 september 2020 van de verdachte blijkt dat hij tussen 2014 en 2017 verschillende keren is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen, staat ook vast dat hij tussen 2009 en 2014 in het geheel niet is veroordeeld en dat er sinds 2003 geen sprake is geweest van door hem gepleegd geweld of bedreiging met geweld. Het hof is er daarom niet van overtuigd dat er een reëel en wezenlijk recidiverisico bestaat dat niet anders kan worden ingeperkt dan door oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Daarbij speelt ook een rol dat geen zicht is verkregen op de eventuele interactie met de mededaders. Hoewel de verdachte een kwalijke, zeer laakbare rol heeft gespeeld door zijn minderjarige familieleden mee te slepen in, dan wel hen niet te weerhouden van, het plegen van de bewezenverklaarde, ernstige feiten, en hen daarbij ook heeft aangespoord de kwetsbare slachtoffers te duwen, staat vast dat hij zelf geen geweld heeft gebruikt. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt voorts naar voren dat in elk geval één van de mede-daders het gebruik van geweld niet heeft geschuwd, ook zonder dat de verdachte hem tot het gebruik daarvan heeft aangespoord. Daarnaast staat vast dat zich in het leven van de verdachte in de periode kort voor de bewezenverklaarde feiten diverse stressfactoren hebben voorgedaan, waaronder een levens-bedreigende ziekte, gebrek aan inkomsten en een relatiebreuk, met daaropvolgend het verlies van zijn woning. Het hof sluit niet uit dat deze factoren een rol van betekenis hebben gespeeld bij de totstand-koming van deze delicten.
Alles overziend acht het hof het zeer wel mogelijk – en ook aan te bevelen – dat de verdachte in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling na een langdurige gevangenisstraf de zorg en begeleiding ontvangt die het eventueel bestaande recidivegevaar afdoende kunnen inperken. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist daarom niet dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Conclusie ten aanzien van de strafoplegging
Het hof is van oordeel dat de ernst van en hoeveelheid aan feiten in beginsel een hogere gevangenisstraf dan opgelegd door de rechtbank rechtvaardigen. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de oriëntatie-punten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en op straffen die door rechters in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Nu het hof de verdachte de feiten enigszins verminderd toerekent, zal het (als uitgangspunt) volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de straf zoals door de rechtbank is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in hoger beroep met bijna 16 maanden is overschreden. Het hof neemt daarbij als aanvangsdatum van de redelijke termijn 27 december 2017, de datum waarop het rechtsmiddel is aangewend, terwijl arrest wordt gewezen op 15 oktober 2020. Het hof zal de overschrijding van deze termijn verdisconteren in de strafmaat en om die reden een aftrek van vier maanden toepassen.
Resumerend acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren en 8 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.173,94, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering, bestaande uit € 2.173,94 ter zake van materiële schade en € 10.000,00 ter zake van immateriële schade, is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) medische kosten € 399,94
bestaande uit:
kosten ambulance vervoer € 327,39
voorgeschreven medicatie € 57,61
aanvullende medicatie € 14,94
b) ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding € 574,00
bestaande uit:
ziekenhuisdaggeldvergoeding € 84,00
revalidatiedaggeldvergoeding € 490,00
c) persoonlijke verzorging € 700,00
d) bereddingskosten € 500,00
e) immateriële schade (smartengeld) € 10.000,00
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de verdachte het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde feit heeft begaan en daarmee onrechtmatig jegens de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft gehandeld. Hij is uit dien hoofde dan ook aansprakelijk voor schade die daardoor teweeg is gebracht.
De onder a) tot en met d) genoemde (materiële) schade is van de zijde van de verdachte niet weersproken en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarmee ligt de materiële vordering voor toewijzing gereed.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als onder e) gevorderd. Van de zijde van de verdachte is het optreden van dergelijke schade en het causale verband niet betwist. Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen ter zake van immateriële schade door rechters is toegekend, naar billijkheid schatten op € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij in het bijzonder is gelet op de volgende omstandigheden:
- de hoogbejaarde leeftijd van de benadeelde partij ten tijde van het bewezen verklaarde handelen, te weten 86 jaren;
- de schrik die de benadeelde partij is aangejaagd door haar in haar eigen woning te overvallen;
- bij de benadeelde partij was direct na de overval sprake van ernstige hartritmestoornissen, waarna in de daaropvolgende nacht tweemaal een hartstilstand is opgetreden;
- de benadeelde partij heeft door het handelen van de verdachte en zijn mededaders een flinke hoofdwond opgelopen, die gehecht moest worden;
- de benadeelde partij is na het bewezen verklaarde handelen drie nachten in het ziekenhuis opgenomen geweest en heeft vijf weken in een revalidatiecentrum verbleven omdat zij niet zelfstandig kon wonen;
- de benadeelde partij heeft nog altijd rugklachten ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen, hetgeen haar belet om aan sportieve activiteiten deel te nemen of om de activiteiten die zij eerst had, zoals het doen van vrijwilligerswerk of het bezoeken van haar kleinkinderen, uit te voeren;
- de benadeelde partij is door het toedoen van de verdachte en zijn mededaders haar zelfstandigheid verloren en is afhankelijk geraakt van de hulp van haar familieleden;
- de benadeelde partij is snel vermoeid en energieloos en heeft haar levenszin en -vreugde verloren.
Resumerend zal het hof ter compensatie van de materiële en immateriële schade een bedrag van
€ 12.173,94 toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.282,49, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering, bestaande uit € 282,49 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade, is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 782,49. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 282,49 (€ 259,00 voor het vervangen van het scherm van de mobiele telefoon en € 23,49 voor de weggenomen telefoonhoes) ter zake van materiële schade zal worden toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat het gebeuren grote impact heeft gehad op de benadeelde partij en dat haar veiligheidsgevoel op straat hierdoor is aangetast, een en ander zoals vermeld in de toelichting op de vordering. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat sprake is van aantasting in de persoon zoals vereist volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers (aan geestelijk letsel) meer nodig dan hetgeen de benadeelde partij heeft benoemd. Nu nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Resumerend zal het hof ter compensatie van de materiële schade een bedrag van € 282,49 toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Van de zijde van de verdachte is het optreden van dergelijke schade en het causale verband niet betwist.
Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen ter zake van immateriële schade door rechters is toegekend, naar billijkheid schatten op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij in het bijzonder is gelet op de volgende omstandigheden:
- de benadeelde partij op hoge leeftijd was toen het bewezen verklaarde handelen plaatsvond, te weten 77 jaren;
- de benadeelde partij ten gevolge van de aan haar toegebrachte vuistslag fysiek letsel heeft opgelopen, te weten een zwelling aan haar jukbeen waarvan zij enkele weken last heeft gehad, evenals stijve spieren in haar nek, schouders en rug;
- het feit zich heeft afgespeeld voor de voordeur van de woning van de benadeelde partij;
- de benadeelde partij twee maanden later nog steeds last had van fysieke klachten, te weten lichte stijfheid, met name in haar nek;
- het gevoel van veiligheid van de benadeelde partij stevig is aangetast en zij niet alleen over straat durft te gaan.
Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 320,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) boodschappentas € 16,00
b) contant geldbedrag € 280,00
c) postzegels € 10,00
d) Ventolinspray € 10,00
Anders dan de vordering vermeldt, en waarvan de rechtbank is uitgegaan, bedraagt de som van deze posten € 316,00 – en niet € 320,00. Het hof zal bij de beoordeling dan ook uitgaan van een vordering van € 316,00 ter zake van materiële schade.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 7 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade – aldus een bedrag van € 316,00 – gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 760,00 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) telefoon € 490,00
b) contant geldbedrag € 220,00
c) tas € 50,00
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 8 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.165,54, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering, bestaande uit € 165,54 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) tas € 14,95
b) telefoon € 54,59
c) leesbril € 5,00
d) contant geldbedrag € 80,00
e) OV-chipkaart € 11,00
f) immateriële schade (smartengeld) € 1.000,00
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 11 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Verder is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Van de zijde van de verdachte is het optreden van dergelijke schade en het causale verband niet betwist. Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen ter zake van immateriële schade door rechters is toegekend, naar billijkheid schatten op € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij in het bijzonder is gelet op de volgende omstandigheden:
- de hoge leeftijd van de benadeelde partij ten tijde van het bewezen verklaarde handelen, te weten 80 jaren;
- de benadeelde partij is ten gevolge van het trekken aan haar tas ten val gekomen en heeft daar letsel, te weten een zere enkel en schaafwonden, aan overgehouden;
- de benadeelde partij is door de verdachte en zijn mededaders opgewacht in de nabijheid van haar woning, namelijk toen zij net haar fiets had geparkeerd in de kelderbox;
- het gevoel van veiligheid van de benadeelde partij is stevig aangetast en zij durfde ten gevolge van het bewezen verklaarde handelen niet alleen over straat te gaan.
Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.969,19, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering, bestaande uit € 1.969,16 ter zake van materiële schade en € 6.000,00 ter zake van immateriële schade, is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
a. a) eigen risico 2016 € 385,00
b) eigen risico 2017 € 385,00
c) loonderving € 1.199,16
d) immateriële schade (smartengeld) € 6.000,00
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 12 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Van de zijde van de verdachte is het optreden van dergelijke schade en het causale verband niet betwist. Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen ter zake van immateriële schade door rechters is toegekend, naar billijkheid schatten op € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij in het bijzonder is gelet op de omstandigheden dat:
- de benadeelde partij met een (nep)vuurwapen door meerdere daders is overvallen in haar eigen woning;
- de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde handelen, namelijk het slaan met een pistool tegen haar hoofd en schoppen tegen haar lichaam, fysiek letsel heeft opgelopen;
- de benadeelde partij ten gevolge hiervan langdurig aanhoudende klachten heeft overgehouden, waaronder hoofdpijn en een duizelig gevoel;
- de benadeelde partij ten gevolge van het handelen van de verdachte en zijn mededaders gedurende langere tijd niet heeft kunnen werken;
- de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit psychische klachten heeft ontwikkeld, zoals angstgevoelens en slaapproblemen;
- bij de benadeelde partij een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld, waarvoor zij een EMDR-behandeling heeft moeten ondergaan;
- de benadeelde partij veiligheidsmaatregelen heeft moeten treffen in en om huis, omdat haar veiligheidsgevoel zwaar is aangetast;
- de benadeelde partij vier jaren na het bewezenverklaarde feit – zoals toegelicht ter terechtzitting in hoger beroep – nog steeds last heeft van lichamelijke klachten waarmee zij heeft moeten leren leven;
- de benadeelde partij vanwege aanhoudende hoofdpijnklachten in therapie moet.
Het hof zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
Resumerend zal het hof ter compensatie van de materiële en immateriële schade een bedrag van
€ 6.969,19 toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd. Om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot € 1.500,00 ter zake van materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak A onder 15 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Beslag

Het hof is van oordeel dat het onder 2 vermelde voorwerp op de door het openbaar ministerie in eerste aanleg overgelegde en aan dit arrest aangehechte ‘lijst van in beslag genomen voorwerpen’, gedateerd 1 november 2017, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Met betrekking tot dit goed – het busje pepperspray – is het in de zaak A onder 16 bewezenverklaarde begaan en dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Verder is het hof van oordeel dat de onder verdachte onder 3 tot en met 16 in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op bovengenoemde beslaglijst, dienen te worden geretourneerd aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 46, 47, 57, 63, 225, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-684098-17 onder 5 en 10 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684098-17 onder 14 primair en onder 15 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-684098-17 onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12, 13, 14 subsidiair en 16 en in de zaak met parketnummer 13-689291-17 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-684098-17 onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 6 primair, 7 primair, 8 primair, 9 primair, 11 primair, 12, 13, 14 subsidiair en 16 en in de zaak met parketnummer 13-689291-17 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) jaren en 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen voorwerp, zoals vermeld onder 2 op de door de officier van justitie overgelegde en aan dit arrest aangehechte ‘lijst van in beslag genomen voorwerpen’, gedateerd 1 november 2017.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder 3 tot en met 16 op de door de officier van justitie overgelegde en aan dit arrest aangehechte ‘lijst van in beslag genomen voorwerpen’, gedateerd 1 november 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.173,94 (twaalfduizend honderddrieënzeventig euro en vierennegentig cent), bestaande uit € 2.173,94 (tweeduizend honderddrieënzeventig euro en vierennegentig cent) aan materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.173,94 (twaalfduizend honderddrieënzeventig euro en vierennegentig cent), bestaande uit € 2.173,94 (tweeduizend honderddrieënzeventig euro en vierennegentig cent) aan materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 95 (vijfennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdata van de wettelijke rente voor de
materiële schade:
- voor een bedrag van € 84,00 op 21 februari 2017 (ziekenhuisdaggeldvergoeding);
- voor een bedrag van € 1.214,94 op 24 februari 2017 (persoonlijke verzorging, bereddingskosten en medicatie);
- voor een bedrag van € 490,00 op 3 maart 2017 (revalidatiedaggeldvergoeding);
- voor een bedrag van € 385,00 op 24 april 2017 (eigen bijdrage voor ambulancevervoer en medicatie).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de
immateriële schadeop 21 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak A onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 282,49 (tweehonderdtweeëntachtig euro en negenenveertig cent) aan materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak A onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 282,49 (tweehonderdtweeëntachtig euro en negenenveertig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdata van de wettelijke rente voor de schade:
- voor een bedrag van € 23,49 op 21 februari 2017 (telefoonhoesje);
- voor een bedrag van € 259,00 op 30 maart 2017 (vervangen telefoonscherm).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak A onder 6 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het in de zaak A onder 6 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 23 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak A onder 7 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 316,00 (driehonderdzestien euro) aan materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 6] , ter zake van het in de zaak A onder 7 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 316,00 (driehonderdzestien euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 22 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het in de zaak A onder 8 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 760,00 (zevenhonderdzestig euro) aan materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het in de zaak A onder 8 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 760,00 (zevenhonderdzestig euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 21 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het in de zaak A onder 11 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.165,54 (duizend honderdvijfen-zestig euro en vierenvijftig cent), bestaande uit € 165,54 (honderdvijfenzestig euro en vierenvijftig cent) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het in de zaak A onder 11 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.165,54 (duizend honderdvijfenzestig euro en vierenvijftig cent), bestaande uit € 165,54 (honderd-vijfenzestig euro en vierenvijftig cent) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdata van de wettelijke rente voor de
materiële schade:
- voor een bedrag van € 96,00 op 19 februari 2017 (contant geldbedrag, OV-chipkaart en leesbril);
- voor een bedrag van € 54,59 op 22 februari 2017 (aanschaf mobiele telefoon en persoonlijk alarm);
- voor een bedrag van € 14,95 op 1 april 2017 (aanschaf handtas).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de
immateriële schadeop 19 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het in de zaak A onder 12 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.969,16 (zesduizend negenhonderdnegenenzestig euro en zestien cent), bestaande uit € 1.969,16 (duizend negenhonderdnegenenzestig euro en zestien cent) aan materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het in de zaak A onder 12 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.969,16 (zesduizend negenhonderdnegenenzestig euro en zestien cent), bestaande uit € 1.969,16 (duizend negenhonderdnegenenzestig euro en zestien cent) aan materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 69 (negenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdata van de wettelijke rente voor de
materiële schade:
- voor een bedrag van € 385,00 op 31 december 2016 (eigen risico 2016);
- voor een bedrag van € 1.199,16 op 22 april 2017 (loonderving);
- voor een bedrag van € 385,00 op 31 december 2017 (eigen risico 2017).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de
immateriële schadeop 15 augustus 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 14] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. C.N. Dalebout en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 oktober 2020.
=========================================================================
[…]