Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken.
Sinds 2012 hebben de kinderen veel wisselingen meegemaakt in hun verblijfplaats en school. Zij hebben op verschillende internationale scholen in Nederland gezeten en hebben van de ouders afwisselend in Engeland en België thuisscholing gekregen. In maart 2018 is een anonieme melding bij Veilig Thuis gedaan, die na onderzoek bevestigde dat er zorgen bestonden over lichamelijke en pedagogische verwaarlozing van de kinderen. Nadat [kind C] ook zelf enkele keren contact heeft gezocht met Veilig Thuis, heeft de raad onderzoek gedaan naar haar veiligheid en op 24 oktober 2018 een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [kind C] gedaan. Deze verzoeken zijn bij beschikking van 12 november 2018 door de kinderrechter afgewezen omdat [kind C] bijna achttien was en de vader en [kind C] bereid waren om in het vrijwillig kader aan de problemen te werken. Vervolgens heeft de raad op 14 maart 2019 een verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen ingediend omdat er zorgen bestonden over de opvoedsituatie en ontwikkeling van de kinderen. Zij waren de afgelopen jaren veelvuldig verhuisd en kregen van de ouders een grote mate van zelfstandigheid en vrijheid. Daarbij probeerde de vader alles voor het gezin te regelen maar waren er signalen dat de draaglast niet in verhouding stond tot zijn draagkracht. De beslissing op dit verzoek is aangehouden omdat de raad zijn onderzoek nog niet volledig had afgerond doordat de vader de raad eerder niet thuis wilde ontvangen. Na een aanvullende rapportage heeft de kinderrechter bij beschikking van 9 augustus 2019 het verzoek tot ondertoezichtstelling, ondanks de met de raad gedeelde zorgen over de kinderen als gevolg van de vele wisselingen, teleurstellingen en verliezen op school en in vriendschappen en het gemis van hun moeder, afgewezen omdat de vader een psycholoog voor de kinderen had ingeschakeld, de kinderen vrijstelling hadden van hun leerplicht, op sport zaten en een muziekinstrument bespeelden. Nadat mevrouw [X] in september en oktober 2019 meerdere (anonieme) meldingen had gedaan met zorgen over de kinderen, heeft de raad op 15 oktober 2019 een (voorlopige) ondertoezichtstelling van de kinderen en (spoed)uithuisplaatsing van [kind B] verzocht. Bij de raad bestonden ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen omdat de vader al bijna twee maanden voor onbepaalde tijd in Spanje verbleef en de kinderen had achtergelaten in Nederland. [kind B] verbleef al die tijd bij mevrouw [X] terwijl [kind A] begin september naar zijn oma (vz) was gegaan. [kind A] en de vader zetten [kind B] onder druk om ook bij oma (vz) te gaan wonen terwijl zij dat niet wilde. Daarnaast bestonden bij de raad zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen omdat in de basale verzorging geen aandacht bleek te zijn geweest voor de algemene ontwikkeling zoals klokkijken, de dagen van de week, persoonlijke hygiëne en het aanpassen aan een gezinsstructuur. Ook zouden de kinderen zowel de Nederlandse als de Engelse taal niet goed beheersen. [kind B] had moeite met het maken van contact met leeftijdsgenoten en het onderdeel zijn van een gezinssituatie. Op [kind A] was sinds zijn vertrek naar oma (vz) geen zicht meer. Gelet op deze zorgen heeft de kinderrechter [kind B] direct, bij beschikking van 15 oktober 2019, voorlopig onder toezicht gesteld. In zijn aanvullende rapport van 24 oktober 2019 concludeerde de raad dat de ouders (emotioneel) niet beschikbaar waren en onvoldoende meewerkten aan hulpverlening en dat er onvoldoende zicht was op de veiligheid van de kinderen. Er bestonden acute zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling en de eendimensionale opvoeding waarin de kinderen werden groot gebracht. Ook zag de raad naast alle voornoemde zorgen, risicofactoren voor verwaarlozing. Zo reageerde [kind B] door zich af te zonderen en reageerde [kind A] boos/agressief bij spanning en liet hij zelfbepalend en geparentificeerd gedrag zien. De kinderen hielden sociaal afstand van anderen en de raad vreesde dat de eenzaamheid van de kinderen zou worden vergroot doordat de ouders derden met een andere denkwijze of opvoeding niet toelieten. De raad zag een patroon waarbij de kinderen enkel door de vader naar de psycholoog werden gestuurd wanneer de raad betrokkenheid bij het gezin liet blijken. Toen de moeder zich opnieuw in Nederland leek te gaan vestigen heeft de raad het verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing van [kind B] ingetrokken. Sinds 27 oktober 2019 wonen alle vier de gezinsleden in een bungalow op een vakantiepark in oost-Nederland.
In haar brief van 18 oktober 2019 heeft de psycholoog van de kinderen verklaard dat de kinderen een gebrek aan vertrouwen lijken te hebben in de buitenwereld en afgesloten zijn geraakt van hun gevoel. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat deze psycholoog niet meer bij het gezin is betrokken.
Op 13 februari 2020 heeft de GI de ouders een schriftelijke aanwijzing gegeven nadat de GI diverse vergeefse pogingen had gedaan om een afspraak met hen te maken. Desondanks bleven de ouders contact met de GI weigeren en is op 14 april 2020 een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van de kinderen ingediend. Uiteindelijk is een samenwerking tussen de GI en de ouders tot stand gekomen in een bemiddelingsgesprek op 7 mei 2020. De ouders willen tot op heden hun verblijfsplek niet met de GI delen maar hebben wel het psychologische onderzoeksbureau Quistet bij het gezin betrokken. Quistet doet blijkens haar brief van 10 augustus 2020, sinds november 2019 een breed (psychodiagnostisch) onderzoek naar de kinderen. Quistet ziet dat de kinderen een brede ontwikkeling doormaken. De gesprekken met de kinderen verlopen soepel en op hoog niveau, de kinderen worden tweetalig, in het Engels en het Nederlands, opgevoed. Quistet maakt zich geen zorgen over de veiligheid van de kinderen en ziet dat de kinderen sociale contacten opdoen en onderhouden in hun directe omgeving. Ook is Quistet van mening dat van wantrouwen, rigiditeit en isolering geen sprake is. De ouders geven de kinderen alle ruimte voor hun ontwikkeling binnen een ontspannen, voorspelbare en stabiele opvoedsituatie. Daarbij staan de ouders open voor een eventueel vervolgtraject voor het gezin indien dat uit het onderzoek nodig blijkt te zijn. Voor opvoedondersteuning van de ouders ziet Quistet geen aanleiding. Quistet is dan ook van mening dat de in de bestreden beschikking genoemde doelen behaald zijn en dat er geen noodzaak is om het gezin hierin verder te begeleiden.