De GI verweert zich als volgt.
Ten tijde van de uithuisplaatsing bestonden al enige tijd zorgen over de thuissituatie doordat het gezin vaak bij voor de kinderen onbekende mensen sliep en de kinderen er onverzorgd uitzagen. Ook vertoonden de kinderen zorgelijk gedrag. Zij klampten zich vast aan vriendelijke onbekenden. Tijdens de uithuisplaatsing bleek dat de kinderen in 2013 in Hongarije uithuisgeplaatst zijn nadat de moeder niet meer voor hen kon zorgen. Eenmaal bij de vader in Nederland, hadden zij geen vaste woonplaats en bestond om het gezin heen vrijwel geen netwerk. Naast het gebrek aan woonruimte, bestonden er ten tijde van de uithuisplaatsing ook ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen.
In het pleeggezin vertonen de kinderen nog steeds zorgelijk gedrag. Zij hebben veel aandacht nodig en hebben een grote aanhankelijkheid naar volwassenen waarbij ze geen onderscheid maken tussen bekenden en onbekenden. [kind A] lijkt geparentificeerd gedrag te laten zien richting [kind B] . [kind B] heeft korte tijd ’s nachts in haar broek gepoept en zij lijkt verstomd in haar emoties.
Door de discontinuïteit en onveilige thuissituatie in het verleden is bij de kinderen mogelijk sprake van een trauma en onveilige gehechtheid. Daarom hebben zij een opvoeder nodig die traumasensitief kan opvoeden en die de nodige structuur, regelmaat en voorspelbaarheid kan bieden.
Gedurende de uithuisplaatsing heeft de GI de vader vaak verteld wat het missen van een moeder en de vele verhuizingen voor de kinderen betekenen. De vader was echter afhoudend en wantrouwend tegenover de hulpverlening waardoor de hulpverlening niet van de grond kwam of stagneerde en het niet is gelukt om tot de vader door te dringen. De houding van de vader was vermoedelijk het gevolg van de vele zorgen die hij had over zijn schulden en het ontbreken van een woning. Uiteindelijk is het gelukt om VIB in te zetten teneinde de vader te leren om beter om te gaan met de kinderen en beter aan te sluiten bij hun behoeften. Dat heeft de vader goed gedaan, maar er zijn en blijven zorgen over zijn opvoedvaardigheden en emotionele beschikbaarheid. De GI en Spirit hebben de vader meermaals uitgelegd wat het zorgelijke gedrag van de kinderen inhoudt en wat daarvan de oorzaak is. De vader lijkt dit niet te accepteren en toont geen inzicht in de gebeurtenissen en ontwikkelingsproblemen van de kinderen. Hij gaat de strijd aan met de GI en wijt het gedrag van de kinderen aan de uithuisplaatsing. Daarbij lijkt de vader niet altijd in staat om adviezen van de GI op te volgen en beschikt hij niet over de nodige trauma-sensitieve opvoedvaardigheden. Ook heeft de GI vragen over de leerbaarheid van de vader, onder meer in verband met het feit dat hij lange tijd weigerde stappen te ondernemen die nodig waren voor het verkrijgen van een woning. Inmiddels heeft hij een huurwoning in de vrije sector. Hij heeft echter geen netwerk dat de kinderen kan opvangen wanneer de vader aan het werk is. In verband met hun verleden acht de GI het onwenselijk dat de kinderen worden opgevangen door meerdere opvoeders, zoals het geval is bij een BSO. Daarbij zijn de kinderen toe aan duidelijkheid rondom hun perspectief. De vader kan niet binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn in staat worden geacht om de opvoeding van de kinderen ter hand te nemen. Het perspectief van de kinderen ligt dan ook niet bij de vader. De raad heeft inmiddels verzocht het gezag van de vader te beëindigen.
Omdat de vader de kinderen tijdens de onbegeleide omgang belastte, is besloten de omgang te begeleiden en in duur te beperken. Op verschillende momenten is de vader uitgelegd dat het doen van beloftes schadelijk is voor de kinderen alsook waarom het geven van cadeaus tijdens de omgang niet in hun belang is. Hierover is ook een schriftelijke aanwijzing gegeven op 6 december 2018. Desondanks lukt het de vader niet om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen en de omgang op een voor de kinderen veilige en verantwoorde wijze te laten verlopen. Hij ging in discussie met de pleegzorgwerker, bracht toch cadeaus mee, deed beloftes en het afscheid verliep soms emotioneel. In verband met de taalbarrière is het in het belang van de kinderen dat er een tolk bij de omgang aanwezig is zodat [kind B] de vader kan verstaan en [kind A] niet hoeft te fungeren als tolk. Dat is schadelijk voor haar omdat zij eerder ook al geparentificeerd gedrag liet zien richting [kind B] . De GI is van mening dat uitbreiding van de omgang in het belang van de kinderen zou zijn wanneer de vader de Nederlandse taal leert, hij de kinderen emotionele toestemming geeft voor hun verblijf in het pleeggezin en wanneer hij erkent wat de kinderen hebben meegemaakt. De vader heeft dus eerst verdere hulpverlening nodig om de omgang met de kinderen op een veilige en kwalitatieve wijze vorm te geven. Daarnaast heeft de GI ter zitting in hoger beroep de intentie uitgesproken te gaan bekijken wat voor [kind B] mogelijk is om haar beheersing van de Turkse taal weer op te halen.