Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 september 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 25 mei 2020 beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 3 maart 2020 had besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De minderjarige staat sinds 6 maart 2017 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en is bij zijn grootouders geplaatst. De moeder heeft verzocht om beëindiging van de machtiging, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen gewijzigde omstandigheden waren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2020 zijn de moeder, de GI, de grootouders en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De moeder heeft aangevoerd dat zij de structuur en duidelijkheid kan bieden die de minderjarige mist bij de grootouders. De GI heeft echter gesteld dat de grootouders beter in staat zijn om de minderjarige grenzen en structuur te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige in een loyaliteitsconflict verkeert door de strijd tussen de moeder en de grootouders, wat zijn ontwikkeling negatief beïnvloedt.
Het hof heeft geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd is, omdat het in het belang van de minderjarige is om in een omgeving te verblijven waar hij rust, regelmaat en structuur krijgt. De huidige situatie, waarin de minderjarige veel zelfbepalend gedrag vertoont, is niet in zijn belang. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De inbreuk op het recht op eerbiediging van het gezinsleven is gerechtvaardigd, gezien de noodzaak om de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de minderjarige te beschermen.