Uitspraak
mr. S.D. Bhagwandinte Nieuw-Vennep,
mr. W. Doorninkte Hoorn.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de nakoming van een omgangsregeling tussen de partijen, die in een geregistreerd partnerschap hebben samengeleefd en inmiddels uit elkaar zijn. De vrouw, appellante, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin zij werd veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling op straffe van een dwangsom. De vrouw heeft grieven ingediend tegen dit vonnis, waarbij zij onder andere aanvoert dat de dwangsom onterecht is opgelegd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2010 een geregistreerd partnerschap aangegaan en hebben twee kinderen. Na de ontbinding van het partnerschap in 2018 zijn er afspraken gemaakt over de zorgregeling. In de maanden voorafgaand aan het hoger beroep ontstonden er echter problemen over de uitvoering van deze zorgregeling, wat leidde tot juridische stappen van de man, waaronder een aangifte wegens onttrekking van de kinderen aan het wettelijk gezag.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de zorgregeling vanaf oktober 2019 wordt nagekomen. Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel de vrouw gehouden is tot nakoming van de zorgregeling, het verbinden van een dwangsom aan deze nakoming niet langer gerechtvaardigd is. De omstandigheden zijn veranderd en beide ouders zijn zich ervan bewust dat de zorgregeling in het belang van de kinderen moet worden aangepast.
Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover het een dwangsom oplegde, maar heeft de verplichting tot nakoming van de zorgregeling bevestigd. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.