ECLI:NL:GHAMS:2020:2678
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van gezagskwesties
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 18 december 2019 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] werd verlengd. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en dat zij aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt in haar leven, waaronder het verkrijgen van een eigen woning en het aflossen van schulden. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming hebben echter betoogd dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de beperkte betrokkenheid van de moeder bij het leven van [de minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 augustus 2020 is de moeder niet verschenen, en ook de vader heeft niet gereageerd op de oproep. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder nog steeds tekortschiet in haar betrokkenheid en samenwerking met de GI, wat leidt tot de conclusie dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk blijft. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan.