Uitspraak
1.[gerechtsdeurwaarder sub 1] ,
[gerechtsdeurwaarder sub 2], en
[gerechtsdeurwaarder sub 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Standpunt van klager
4.Beoordeling
.
best practicesin het ‘Reglement KBvG Normen voor Kwaliteit’. Hierin is onder meer bepaald:
Voor wat betreft het exploot d.d. 24 maart 2017, ondergetekende zal dit intern voorleggen en verzoeken of hieromtrent een aangepaste nota kan worden gezonden.”. Op 24 januari 2018 is door de gerechtsdeurwaarders aan klager (wederom) een betalingsherinnering gestuurd voor de oorspronkelijke nota van 27 oktober 2017. Op 4 februari 2018 schreef klager in een e-mail aan de gerechtsdeurwaarders onder andere het volgende: “
Overigens kan ik geen rekeningen betalen voor stukken die ik niet heb ontvangen, dan wel aan een adres zijn betekend waar de debiteur niet woonachtig is.”. Het toesturen van de betalingsherinnering door de gerechtsdeurwaarders en de reactie daarop van klager, had voor beide partijen aanleiding kunnen zijn om contact met elkaar op te nemen over een – mogelijke – aanpassing van de nota. Dit is niet gebeurd, wellicht ook door de uitdiensttreding van de behandelende medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Op 8 augustus 2018 is slechts nogmaals een betalingsherinnering gestuurd. Van klager mocht worden verwacht dat hij de hoogte van de declaratie uitdrukkelijk bij de gerechtsdeurwaarders aan de orde had gesteld, voordat hij een klacht indiende bij de kamer. Het hof is dan ook van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders niet tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld, zoals ook de kamer heeft beslist. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.