In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2017. De verdachte, geboren in Marokko in 1968, was aangeklaagd voor de opzettelijke invoer van 344,3 kilogram hashish in Nederland. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar paste de strafoplegging aan. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, maar het hof oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, met in totaal meer dan 4 jaar. Het hof nam ook in overweging dat de verdachte zijn leven positief had veranderd sinds het feit, dat dateert uit 2012. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf. Het hof besloot uiteindelijk tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en bevestigde het vonnis voor het overige. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.