Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
c. DC heeft op 23 februari 2017 een offerte uitgebracht welke door [appellant] , nadat partijen in e-mails enkele wijzigingen hierop waren overeengekomen, op 28 februari 2017 is geaccepteerd. In de offerte is – onder meer – het volgende vermeld:
“Zoals besproken kunnen wij voor u ombouwen een [merk] (…) tot comfortabele camper naar uw wensen uitgevoerd.”
blij te zijn met de camper”.Hij bevestigde voorts
“na een rustige thuisinspectie”een aantal nazorgtaken die hij met DC was overeengekomen, en meldde een aantal nieuwe klachten.
i. Bij e-mail van 21 juli 2017 heeft DC vier gebreken erkend, te weten:
-de lekkende dieseltank;
-het afschermen van de elektrische bedrading aan de onderkant van de camper;
-het verhelpen van het wegschuiven van het matras;
DC heeft verklaard bereid te zijn de herstelkosten bij een ander bedrijf ten aanzien van deze posten voor haar rekening te nemen. Aansprakelijkheid voor de andere door [appellant] genoemde gebreken heeft zij van de hand gewezen.
“Bij het onderzoek hebben wij een aantal afwijkingen/onvolkomenheden geconstateerd aan het interieur van het woongedeelte van het bovengenoemd voertuig. Deze afwijkingen en of onvolkomenheden staan onder hoofdstuk 5 inspectie vermeld en dienen op korte termijn hersteld en of aangepast te worden. Het defect aan de brandstoftank (lekkage) dient deugdelijk en snel gerepareerd te worden (…).”
Op 23 april 2019 heeft ZNEB Expertise en Taxatie BV (hierna “ZNEB”) op verzoek van [appellant] een onderzoek ingesteld naar de door [appellant] gestelde gebreken aan de camper. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de locatie van [X] . Bij de expertise waren aanwezig [appellant] en [X] . Ten aanzien van de betrokkenheid van DC wordt in het rapport het volgende opgemerkt:
“De heer [A] , namens partij II (DC, hof), spraken wij op 26 maart 2019 vooraf aan de expertise telefonisch. Wij hebben in dit telefoongesprek partij II uitgenodigd voor de expertise van 29 maart 2019. Partij II gaf aan dit met zijn broer/compagnon te bespreken waarnaar deze ons terug belde. In dit telefoongesprek gaf partij II aan dat het niet mogelijk was aanwezig te kunnen zijn en gaf aan uiterlijk 27 maart 2019 terug te bellen voor een ander datum. Tot op het moment van het opstellen van dit rapport hebben wij niets meer vernomen en was partij II zonder verder tegenbericht niet aanwezig tijdens onze expertise.”
“Gezien het resultaat dat wij hebben aangetroffen stellen wij dat deze ombouw een aaneenschakeling is van het oplossen van misstanden tijdens de ombouw.
3.Beoordeling
-€ 1.500,-- plaatsen bak cooker;
-€ 300,-- verplaatsen lampjes;
-€ 175,44 brandstof;
-€ 500,-- rapport DEKRA.
In totaal heeft de kantonrechter derhalve een bedrag van € 3.525,44 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 21 juni 2018. Tevens heeft de kantonrechter € 577,82 toegewezen aan buitengerechtelijke incassokosten en DC veroordeeld in de proceskosten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
grief 1klaagt [appellant] over het oordeel van de kantonrechter dat uit de omschrijving in de offerte
“bovenkasten achter, links en voorzijde doorlopend met alu trim”niet kan worden opgemaakt dat er geen onderbreking tussen de kastdeurtjes mocht zitten. Van een gebrek is volgens de kantonrechter geen sprake. Deze grief faalt op grond van het navolgende. Ingevolge artikel 7:23 lid 1 BW kan een koper er geen beroep meer op doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken hiervan in kennis heeft gesteld. Ten aanzien van consumentenkoop wordt een termijn van twee maanden na de ontdekking nog als tijdig beschouwd. De strekking van deze bepaling is dat de verkoper zo snel als mogelijk kennis draagt van de gestelde gebreken en dat hij beschermd wordt tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten.
“wel zes zeven centimeter uit elkaar lagen. Ook aan onze wens dat de zilverkleurige strips tot aan de onderkant zouden reiken is niet voldaan.” Naar aanleiding daarvan heeft DC (blijkbaar) gevraagd om een lijst met alle gebreken, getuige de e-mail van 19 juli 2017 van [appellant] aan DC (…)
n.a.v. de navolgende lijst waar je om hebt gevraagd. (…)”In deze lijst van gebreken keert het punt van de keukenkastjes en alu trim niet terug. Mede gelet op deze chronologische gang van zaken en de strekking van artikel 7:23 BW, te weten het bieden van duidelijkheid aan de verkoper ten aanzien van eventuele opleveringsgebreken, alsmede in aanmerking genomen dat [appellant] tussen 20 juni 2017 en 19 juli 2017 met de camper op vakantie was geweest, mocht DC erop vertrouwen dat de gebrekenlijst van 19 juli 2017 volledig was, en dat deze de lijst van 20 juni 2017 verving. Het eerstvolgende moment waarop [appellant] aan DC kenbaar heeft gemaakt het niet doorlopen van de kastjes en de alu trim als een gebrek te beschouwen was met het rapport van DEKRA in januari 2018. Dit is meer dan zes maanden na oplevering en ook meer dan zes maanden na 20 juni 2017, en derhalve te laat.
grief 2richt [appellant] zich tegen het oordeel van de kantonrechter betreffende de kier als gevolg van het niet goed aansluiten van de gordijnset boven het aanrecht. Doordat deze gordijnset niet strak tegen de zijwand is gemonteerd, is een kier van ongeveer 1,5 cm tussen de gordijnset en de zijwand en tussen de gordijnset en het aanrechtblad ontstaan. De kantonrechter overwoog dat de kier – mede gelet op de geringe uitbreiding van het oppervlak van het aanrecht bij het dichten ervan en de daarmee gepaard gaande kosten – geen gebrek vormt.
a. keukenblok, aanrechtblad, hoge kast aanpassen € 3.000,--
“kachel verplaatsen en bescherming plaatsen”.Het hof is van oordeel dat het lekken bij de tankaansluiting en het feit dat de leidingen niet goed vast zitten een gebrek opleveren. In zoverre slaagt de grief. Het feit dat de plaatsing van de kachel en de kachelslang slechts ‘niet handig’ is levert nog geen gebrek op.
grief 5richt [appellant] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat het niet afwerken van de rubberen vloermat van de cabine met een aluminium lijst een betere optie zou zijn, maar dat daarmee niet vast staat dat sprake is van een gebrek.
Het rapport van ZNEB vermeldt op dit punt:
“Wij constateerden dat er een houten afwerklijst op de vloer van het woongedeelte is gemonteerd. De rubberen vloermat van de cabine is niet afgewerkt met een lijst. De juiste optie is om beide delen met een zelfde aluminium lijst a te werken en deze geheel af te kitten (…)”.
grief 7komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter inhoudende dat ten aanzien van de plaats van de schoonwatertank geen sprake is van een gebrek.
“Ook is onder het matras, in de bagageruimte, de schoonwatertank geplaatst. Los van het feit dat deze veel bagageruimte in beslag neemt, is deze ook niet toegankelijk voor een schoonmaakbeurt. Het reinigen van de schoonwaterinstallatie is van essentieel belang daar de camper met name in de wintermaanden gestald staat. De dop die toegang geeft tot de tankruimte zit achter de houten plaat die het bed vormt. Deze is niet demontabel.”
grief 8komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter inhoudende – samengevat – dat de plaatsing van de vuilwatertank niet fout is maar mogelijk beter had gekund, hetgeen geen gebrek oplevert. Zowel DEKRA als ZNEB vermelden in hun rapport dat het probleem ten aanzien van de vuilwatertank tweeledig is: (1) hij is met nylon banden opgehangen terwijl dit had gemoeten met stalen banden en (2) de plaats waar de hendel is gemonteerd om de tank te legen, is moeilijk te bereiken. ZNEB vermeldt ten aanzien van dit laatste dat de desbetreffende hendel 35 cm onder de auto is gemonteerd.
uithet midden. Zij stelt – blijkens de weergave in het proces-verbaal – dat zij om constructieve redenen ervoor heeft gekozen het dakluik toch in het midden te plaatsen. Wat hiervan ook zij, de grief faalt omdat [appellant] te laat heeft geklaagd. In zijn e-mail van 20 juni 2017 heeft [appellant] een aantal nieuwe klachten naar voren gebracht ten opzichte van de e-mail van 5 juni 2017. Daarbij heeft hij voor het eerst aangegeven dat niet was voldaan aan zijn wens
“om het voorste dakluik meer opzij, meer boven de keuken aan te brengen”. Naar aanleiding daarvan heeft DC (blijkbaar) gevraagd om een lijst met alle gebreken, getuige de e-mail van 19 juli 2017 van [appellant] aan DC (…)
n.a.v. de navolgende lijst waar je om hebt gevraagd. (…)”In deze lijst van gebreken keert het punt van de plaats van het dakluik niet terug. Mede gelet op deze chronologische gang van zaken, gelet op de strekking van artikel 7:23 BW - te weten het bieden van duidelijkheid aan de verkoper ten aanzien van eventuele gebreken -, en ten slotte in aanmerking genomen dat [appellant] tussen 20 juni 2017 en 19 juli 2017 met de camper op vakantie is geweest en de camper dus uitgebreid heeft kunnen beoordelen, mocht DC erop vertrouwen dat de gebrekenlijst van 19 juli 2017 volledig was, en dat deze de lijst van 20 juni 2017 verving. Dit geldt te meer nu [appellant] op 20 juni 2017 slechts melding maakte van een door hem geuite wens, en hij niet stelt dat door DC was toegezegd die wens te honoreren. Het eerstvolgende moment waarop [appellant] aan DC kenbaar heeft gemaakt de plaatsing van het dakluik als een gebrek te beschouwen was met het rapport van DEKRA in januari 2018. Dit is meer dan zes maanden na oplevering en ook meer dan zes maanden na 20 juni 2017 en derhalve te laat.
grief 12komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat niet de volledige kosten van het rapport van DEKRA ten bedrage van € 1.028,50 voor vergoeding in aanmerking komen, maar slechts een bedrag van € 500,--. Het hof is van oordeel dat de kosten van de expertise van DEKRA kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Het enkele feit dat DC door DEKRA niet is uitgenodigd voor de expertise maakt dit niet anders. De grief slaagt voor zover minder dan € 1.028,50 is toegewezen, en het verschil zal alsnog worden toegewezen.
-grief 3: € 2.000,--
-grief 4: € 350,--
-grief 6: € 200,--
-grief 7: € 400,--
-grief 8: € 250,--
-grief 12: € 528,50