In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning vanwege bedrijfsmatige hennepteelt. De appellante, een verhuurder, heeft de huurovereenkomst met de geïntimeerde, een medehuurster, ontbonden na het aantreffen van een hennepkwekerij in het gehuurde. De geïntimeerde was contractueel mede aansprakelijk voor de activiteiten die in strijd waren met de Opiumwet. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van de appellante afgewezen, maar het hof oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van de geïntimeerde niet voldoende zijn om de ontbinding van de huurovereenkomst te weerhouden. Het hof stelt vast dat de hennepkweek een ernstige tekortkoming vormt die ontbinding rechtvaardigt. De geïntimeerde heeft niet aangetoond dat haar persoonlijke omstandigheden zwaarder wegen dan de belangen van de appellante. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en ontbindt de huurovereenkomst, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen een maand na betekening van het arrest. Tevens wordt de geïntimeerde in de proceskosten van beide instanties veroordeeld.