ECLI:NL:GHAMS:2020:258

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
200.246.218/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake herstelwerkzaamheden na brand en hoogte van de vordering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin A&D Calamiteiten Service B.V. (hierna: A&D) een vordering tot betaling van € 21.909,85 is toegewezen. De vordering betreft herstelwerkzaamheden aan de woning van [appellante] na een brand die op 15 november 2015 heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat [appellante] opdracht had gegeven aan A&D om deze werkzaamheden uit te voeren, en dat zij gehouden was de facturen te betalen. [appellante] betwistte de hoogte van de vordering en stelde dat er geen schriftelijke overeenkomst was. Het hof heeft de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat [appellante] via een tussenpersoon, [X], opdracht heeft gegeven aan A&D. Het hof verwierp de grieven van [appellante] en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij het hof ook oordeelde dat [appellante] te laat had geklaagd over de verrichte werkzaamheden. De kosten van het geding in hoger beroep werden aan [appellante] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.246.218/01
zaaknummer/rolnummer rechtbank Amsterdam : 6328639 / CV EXPL 17-21662
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 februari 2020
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M. Öz-Korkmaz te Amsterdam,
tegen
A&D CALAMITEITEN SERVICE B.V.,
gevestigd te Almelo,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.B. Brusse te Almelo.
Partijen worden hierna [appellante] en A&D genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 7 september 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 8 juni 2018, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen A&D als eiseres en [appellante] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord;
- H3-formulier van de zijde van [appellante] met producties;
- antwoordakte van de zijde van A&D.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 9 januari 2020 doen bepleiten door voornoemde advocaten, wat mr. Brusse betreft aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen en de advocaten hebben vragen beantwoord en inlichtingen verstrekt.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd, zo begrijpt het hof, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van A&D zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van A&D in de kosten van het geding in beide instanties.
A&D heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellante] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in de kosten van het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
A&D exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met herstel aan woningen en bedrijfspanden in geval van (onder meer) waterschade en brandschade.
2.2.
Op 15 november 2015 is brand ontstaan in de woning van [appellante] , waardoor een groot deel van de keuken is beschadigd, een deel van de keukeninventaris en voedsel is vernietigd, de houten vloer in de keuken is verbrand en de woning rook- en roetschade heeft opgelopen.
2.3.
[appellante] is bij Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (hierna: NN) verzekerd tegen brand met een inboedelverzekering en een woonhuisverzekering. De schade-expert van NN heeft in overleg met Schadeoplossing.nl, de door [appellante] ingeschakelde contra-expert, de totale schade getaxeerd op € 31.034,85, hetgeen is vastgelegd in een akte van taxatie.
2.4
A&D heeft herstelwerkzaamheden aan de woning van [appellante] uitgevoerd.
2.5
In een door [appellante] ondertekende verklaring van 24 maart 2016 (aangeduid met “
Interview”) die zij heeft afgelegd aan een persoon die NN vertegenwoordigde, staat onder meer:
“U vertelde mij dat u hier bent in verband met het vaststellen in hoeverre alle herstelwerkzaamheden die aan het gebouw, naar aanleiding van de brand zijn ontstaan, zijn uitgevoerd. U toonde mij diverse stukken waarin uiteen is gezet welke werkzaamheden door u en de heer [X] van Schadeoplossing.nl overeen zijn gekomen. Zoals ik kon lezen in deze stukken is kennelijk een afspraak gemaakt dat zowel ten aanzien van de keuken als ook aanzien van de parketvloer een schadevergoeding is vastgesteld. Zoals u kunt zien zijn deze werkzaamheden tot op heden niet uitgevoerd. Voor wat betreft de werkzaamheden aan de parketvloer was ik in het geheel niet op de hoogte dat deze werkzaamheden nog dienden te worden uitgevoerd. Meneer [X] heeft mij hieromtrent niet geïnformeerd. (…)
Thans overweeg ik om de opdracht aan schadeoplossing.nl en met name A&D Calamiteiten in te trekken voor wat betreft de herstelwerkzaamheden die nog uitgevoerd zouden moeten worden aan de parketvloer en de keuken. Ik wil niet dat de verzekeraar (…) dit deel van de schade aan de betreffende partijen uitkeert. Zo spoedig als mogelijk (…) zal ik een e-mail sturen aan A&D Calamiteiten, waarin ik verzoek om kosteloze annulering van dit deel van de opdracht. (…)
Naast voornoemde noem ik u dat wij tijdens het laatste bezoek van de heer [X] op ons adres, dat op 17 februari 2016 heeft plaatsgevonden, aan hem te kennen hebben gegeven dat als gevolg van de schoonmaakwerkzaamheden onherstelbare schade is ontstaan aan onze wasmachine, een boekenkast en onze overgordijnen (…). Meneer [X] verklaarde hieromtrent dat dit zou worden opgelost. Omtrent de exacte oplossing werden wij tot op heden echter niet geïnformeerd.”
2.6
Bij e-mail van 24 maart 2016 heeft [appellante] de in haar verklaring genoemde [X] , werkzaam bij Schadeoplossing.nl, verzocht de opdracht tot herstel van de keuken en de parketvloer in de woning te annuleren, zonder kosten in rekening te brengen. De vervanging van de keuken en de plaatsing van een vloer zal [appellante] , zo staat in de e-mail, zelf regelen. [X] heeft hierop bij e-mail van 29 maart 2016 geantwoord, zakelijk weergegeven, dat reeds uitgevoerde werkzaamheden niet kunnen worden teruggedraaid, dat A&D haar werkzaamheden in goede orde heeft uitgevoerd en, behoudens de keuken, conform afspraak heeft gerealiseerd en na ontvangst van betaling de keuken zal bestellen en plaatsen, zoals overeengekomen.
2.7
Bij e-mail van 31 maart 2016 heeft [appellante] aan [X] onder meer geschreven, zakelijk weergegeven, dat in het kader van reinigingswerkzaamheden na de brand, de wasmachine en een boekenkast kapot zijn gegaan, de gordijnen zijn gekrompen, er een deur ontbreekt, een luikje in de gang niet is geschilderd en de vloerbedekking van de gang wit gekleurd is door de verf. Deze e-mail heeft A&D niet bereikt.
2.8
Bij vonnis van 29 maart 2017 heeft de rechtbank Den Haag een vordering van A&D jegens NN, strekkende tot betaling van een bedrag van € 13.387,82 ter zake van door haar verrichte werkzaamheden aan de woning van [appellante] na de brand, afgewezen. De rechtbank heeft aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat A&D geen betaling kan vorderen van NN omdat geen rechtsgeldige cessie aan A&D heeft plaatsgevonden van de vordering van [appellante] op NN.
2.9
Bij brief van 31 juli 2017 heeft A&D aan [appellante] een aanmaning gestuurd met een verzoek tot betaling van een bedrag van € 21.909,85.
2.1
NN heeft - blijkens een door mr. Öz-Korkmaz ter terechtzitting in hoger beroep getoond overzicht - het volledige bedrag van de getaxeerde schade (€ 31.034,85, zie hierboven onder 2.3) aan [appellante] uitgekeerd.

3.Beoordeling

3.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering van A&D tot betaling van een bedrag van € 21.909,85 in hoofdsom toegewezen, vermeerderd met rente. De kantonrechter heeft aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat [appellante] (via tussenkomst van [X] ) opdracht heeft gegeven aan A&D om werkzaamheden te verrichten, zodat [appellante] gehouden is de facturen voor uitgevoerde werkzaamheden te voldoen. De kantonrechter heeft het verweer van [appellante] tegen de hoogte van de vordering afgewezen en heeft voorts overwogen dat [appellante] te laat heeft geklaagd over de verrichte werkzaamheden en nimmer een ingebrekestelling heeft verstuurd.
3.2
Tegen de beslissing tot toewijzing van de vordering van A&D en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op.
3.3
In
grief 1heeft [appellante] aan de orde gesteld dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat [appellante] een opdracht heeft gegeven aan A&D tot het verrichten van werkzaamheden. Er is geen schriftelijke overeenkomst in het geding gebracht en niet is komen vast te staan dat zij opdracht heeft gegeven aan A&D voor de werkzaamheden die bij haar in rekening zijn gebracht. Hierdoor ontbreekt de grondslag van de vordering van A&D. De door A&D toegestuurde facturen zijn niet gebaseerd op een getekende opdrachtbevestiging, aldus [appellante] .
3.4
Het hof verwerpt de grief. Het feit dat een schriftelijke opdrachtbevestiging van A&D in het dossier ontbreekt - A&D heeft gesteld dat zij originele stukken die zij in het kader van de procedure tegen NN aan haar gemachtigde had verstrekt, niet meer kan achterhalen - wil niet zeggen dat er geen overeenkomst van opdracht tot het verrichten van herstelwerkzaamheden in de woning van [appellante] na de brand tot stand is gekomen. A&D hebben gemotiveerd gesteld dat [X] namens [appellante] aan A&D opdracht heeft gegeven tot het verrichten van herstelwerkzaamheden op basis van de verrichte taxatie van de schade. [appellante] heeft hier onvoldoende tegen ingebracht. Het hof wijst in dat verband in de eerste plaats op de door [appellante] ondertekende verklaring van 24 maart 2016, (zie hierboven onder 2.5) waarin zij met zo veel woorden zegt dat zij overweegt de opdracht die aan A&D is verstrekt in te trekken voor de nog uit te voeren herstelwerkzaamheden aan de parketvloer en de keuken, en dat zij A&D zo spoedig mogelijk daarover een e-mail zal versturen. Vervolgens heeft zij in haar e-mail van 24 maart 2016 (hierboven onder 2.6) aan [X] gemeld de opdracht met betrekking tot deze werkzaamheden te willen intrekken. Zij heeft in het licht van deze verklaring en de e-mail van 24 maart 2016 haar hierboven onder 3.3. weergegeven standpunt onvoldoende toegelicht. Voorts heeft zij tijdens de comparitie bij de kantonrechter op 8 mei 2018 verklaard dat (i) zij graag gebruik wilde maken van de diensten van [X] van Schadeoplossing.nl., (ii) zij [X] heeft gevraagd haar te helpen, (iii) zij voortdurend contact had met [X] en dat hij alles voor haar zou regelen, (iv) [X] haar contactpersoon was en dat zij via [X] in contact is gekomen met A&D, (v) zij nauwelijks van het bestaan van A&D af wist, (vi) zij zaken heeft gedaan met [X] en hem heeft gevraagd alles te regelen, (vii) zij van [X] na de brand papieren heeft gekregen en (viii) zij aanneemt dat als zij iets moest tekenen van hem, zij dat gedaan heeft. Gelet op dit alles stelt het hof vast dat [appellante] , via tussenkomst van [X] , aan A&D opdracht heeft gegeven herstelwerkzaamheden te verrichten. [appellante] heeft weliswaar nog naar voren gebracht dat zij meende dat [X] , die haar belangen behartigde in het kader van de schadeafhandeling, werkzaam was voor A&D (en in dat opzicht door haar als één geheel werden gezien), maar deze opmerking, kan geen afbreuk doen aan het voorgaande.
3.5
In
grief 2heeft [appellante] de hoogte van de vordering betwist. Zij vindt de in rekening gebrachte kosten te hoog en onredelijk. Zij heeft voorts gesteld dat zij aanvankelijk (voorafgaand aan de procedure bij de rechtbank) geen facturen van A&D heeft ontvangen. Daarnaast is het [appellante] niet duidelijk waarom A&D van NN in de procedure bij de rechtbank Den Haag een bedrag van € 13.387,82 heeft gevorderd terwijl A&D van haar een bedrag van € 21.909,85 vordert.
3.6
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] haar stelling met betrekking tot de in rekening gebrachte kosten onvoldoende geconcretiseerd. Zij heeft met name geen concrete bezwaren geuit tegen de door A&D overgelegde facturen van respectievelijk 30 november 2015 (€ 8.522,03), 15 december 2015 (€ 6.500,00) en 16 december 2015 (€ 2.631,75 en € 10.756,07), waarop A&D haar vordering heeft gebaseerd. Zelfs als [appellante] deze facturen niet eerder heeft ontvangen en pas in het kader van deze procedure onder ogen heeft gekregen, had van haar in het kader van een onderbouwing van haar stelling verwacht mogen worden haar bezwaren tegen die facturen kenbaar te maken. Het hof ziet in hetgeen [appellante] naar voren heeft gebracht geen aanknopingspunt om niet van de gevorderde bedragen uit te gaan, te meer niet nu A&D gemotiveerd heeft gesteld – en ter zitting nader heeft toegelicht - dat en hoe die bedragen kunnen worden gerelateerd aan de verrichte werkzaamheden (waarvan de vervanging van de keuken en het herstel van de parketvloer waren uitgezonderd) en aan de getaxeerde schade. De omstandigheid dat A&D in de procedure tegen NN slechts een deel van de aan [appellante] gefactureerde bedragen heeft gevorderd, doet daaraan niet af. De grief is verworpen.
3.7
In grief 3heeft [appellante] naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellante] te laat heeft geklaagd over de volgens haar onherstelbare schade die is ontstaan ten gevolge van door A&D verrichte werkzaamheden. In dat verband heeft zij verwezen naar de door haar afgelegde verklaring van 24 maart 2016 (zie hierboven onder 2.5). Voorts heeft zij gesteld dat A&D op de zitting bij de kantonrechter op 8 mei 2018 bereid was om een bedrag van € 2.000,00 in mindering te brengen op de vordering. Hieruit volgt, aldus [appellante] , dat daarmee door A&D is erkend dat dit bedrag niet voor vergoeding in aanmerking komt.
3.8
Omtrent deze grief overweegt het hof als volgt. Vastgesteld kan worden dat [appellante] de door haar gestelde schade ten gevolge van door A&D verrichte herstelwerkzaamheden aan de orde heeft gesteld in haar verklaring van 24 maart 2016, voornoemd, en in haar e-mail aan [X] van 31 maart 2016 (hierboven onder 2.7). Hierin valt geen ingebrekestelling aan A&D te lezen. Dat de schade onherstelbaar zou zijn, waardoor - zo dit al in haar stellingen kan worden gelezen - geen ingebrekestelling vereist zou zijn, is niet aannemelijk gezien de door haar gestelde schadeposten, die zij in de email van 31 maart 2016 aan [X] heeft genoemd. De inhoud van de e-mails heeft, naar A&D gemotiveerd heeft gesteld, A&D pas bereikt in het kader van de onderhavige procedure. Daarmee staat vast dat [appellante] , wat er ook zij van de inhoud van de verklaring en de e-mails, bovendien te laat heeft geklaagd.
3.9
A&D heeft in het kader van een mogelijke schikking bij de comparitie ten overstaan van de kantonrechter aangeboden de vordering met € 2.000,00 te verminderen. Een degelijk aanbod in het kader van een mogelijke schikking brengt naar zijn aard geen erkenning mee dat de vordering met dat bedrag verlaagd zou zijn. Ook deze grief is afgewezen.
3.1
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Het bewijsaanbod van [appellante] wordt door het hof gepasseerd nu het geen betrekking heeft op voldoende geconcretiseerde stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van A&D begroot op € 1.978,00 aan verschotten en € 2.782,00 voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en M.J. Schaepman-de Bruijne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2020.