In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië in 1989, was eerder veroordeeld voor vermogensmisdrijven en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 15 mei 2019. De tenlastelegging betrof diefstal van een tas met inhoud, toebehorende aan een slachtoffer, en subsidiair verduistering. De verdachte had een tas gevonden die eerder was ontvreemd en had daaruit creditcards en een iPhone gepakt, terwijl hij de tas met overige inhoud op straat had achtergelaten. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering, omdat hij de gevonden goederen wederrechtelijk had toegeëigend. De verdachte had verklaard de gevonden goederen naar de politie te willen brengen, maar het hof oordeelde dat zijn handelen niet in overeenstemming was met deze verklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.