ECLI:NL:GHAMS:2020:2566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
23-002897-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie. De feiten vonden plaats op 13 juli 2019 te Amsterdam, waar de verdachte een revolver en munitie van categorie III in zijn bezit had. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, maar het hof heeft de straf aangepast. De verdachte, een 78-jarige man met gezondheidsproblemen, kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte had met het vuurwapen geschoten, wat een gevaarlijke situatie creëerde. Het hof heeft besloten dat de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet ondergaan dan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een passende straf in het licht van de toegenomen schietincidenten in Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002897-19
datum uitspraak: 18 juni 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-169206-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1942,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2019 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk RTS, type .22, kaliber .22 short/LR zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2019 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 169 patronen van het kaliber .22 Short en/of 44 patronen van het kaliber .22 LR voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, om proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juli 2019 te Amsterdam een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk RTS, type .22, kaliber .22 short, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 13 juli 2019 te Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 169 patronen van het kaliber .22 Short en 44 patronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en oplegging van een contactverbod als bijzondere voorwaarde, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Zij heeft daarbij enerzijds rekening gehouden met de Oriëntatiepunten Straftoemeting vuurwapens en explosieven van de rechtbank Amsterdam, zoals vastgesteld op 20 mei 2019, en anderzijds de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn hoge leeftijd van 78 jaar en zijn gestelde broze fysieke en mentale gezondheid.
De raadsvrouw heeft - kort gezegd - gesteld dat de politierechter ten onrechte het ten tijde van het vonnis nog niet gepubliceerde “nieuwe beleid”, te weten genoemde Amsterdamse oriëntatiepunten, ten grondslag heeft gelegd aan zijn beslissing, waarbij van belang is dat deze nieuwe oriëntatiepunten een lokaal karakter hebben en aan het belang van de rechtseenheid voorbijgaan.
Voorts heeft zij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn broze gezondheidstoestand. Samengenomen heeft de raadsrouw verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich niet alleen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met (bijbehorende) munitie op of aan de openbare weg, hij heeft ook met dat wapen (in de lucht) geschoten. Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer gevaarlijke en voor de aanwezigen intimiderende situatie in het leven geroepen. Dergelijk gedrag is zeer laakbaar en onacceptabel, zeker tegen de achtergrond van het grote aantal schietincidenten in Amsterdam in de afgelopen jaren. Dat brengt mee dat enkel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend en geboden is. Het hof zal, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen. Bij de bepaling van de hoogte van deze straf is het hof niet gebonden aan de oriëntatiepunten ten behoeve van straftoemeting, zowel landelijk als lokaal, nu deze geen ‘recht’ zijn als bedoeld in de Wet op de rechtelijke organisatie.
Het hof zal in onderhavige zaak evenwel een groot deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Het hof ziet hiertoe aanleiding in de volgende persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De 78 jaar oude verdachte kampt, zo blijkt uit de ter terechtzitting in hoger beroep door de dochter van de verdachte afgelegde verklaring, met problemen op verschillende leefgebieden, met name zijn fysieke en mentale gezondheid. Bovendien heeft de dochter verklaard dat de voorlopige hechtenis in het kader van onderhavige zaak een verdergaande negatieve impact heeft gehad op zijn gezondheid, dat de verdachte het contactverbod niet heeft overtreden en dat dit contactverbod een positieve uitwerking heeft gehad op de conflictsituatie met de buren, die inmiddels tot bedaren lijkt te zijn gekomen.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht overschrijdt, thans niet meer passend. Het hof zal de verdachte daarom de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden opleggen, waarvan elf maanden voorwaardelijk. Aan dit voorwaardelijk deel zal een contactverbod met de hieronder genoemde personen (wier verdere gegevens zijn te vinden in het proces-verbaal van de politie met nummer PL 1300-2019147617) worden gekoppeld, overeenkomstig de schorsingsbeslissing van 21 augustus 2019. Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, opdat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Nu het hof geen gevangenisstraf oplegt van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis komt het hof niet toe aan bespreking van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging omtrent de detentie(on)geschiktheid van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
11 (elf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende die proeftijd de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte op geen enkele wijze contact legt of onderhoudt met de personen met wie hij het conflict had dat tot deze veroordeling heeft geleid, te weten:
- [naam 1] (geboren [geboortedag 2]-1977)
- [naam 2] (geboren [geboortedag 3]-1978)
- [naam 3] (geboren onbekend)
- [naam 4] (geboren [geboortedag 4]-1986)
- [naam 5] (geboren [geboortedag 5]-1977)
- [naam 6] (geboren [geboortedag 6]-1982)
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juni 2020.
Mr. H.M.J. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]