ECLI:NL:GHAMS:2020:2531

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
200.277.347/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarders wegens onzorgvuldige communicatie en onduidelijk exploot

In deze zaak heeft klager op 17 april 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 20 maart 2020. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij onzorgvuldig hebben gecommuniceerd door niet tijdig te reageren op zijn verzoeken en dat er onterecht loonbeslag is gelegd, terwijl er een betalingsregeling was aangeboden. Daarnaast stelt klager dat het exploot onduidelijk was door slecht leesbare handgeschreven aantekeningen.

Het hof heeft de klachten van klager deels gegrond verklaard. Het hof oordeelt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij binnen een termijn van in beginsel veertien dagen reageert op normale verzoeken van de klager. De gerechtsdeurwaarders hebben erkend niet tijdig te hebben gereageerd op klagers e-mailberichten. Het hof bevestigt dat het loonbeslag onterecht is gelegd, omdat klager bereid was om in termijnen te betalen.

De klacht met betrekking tot het onduidelijke exploot is eveneens gegrond verklaard. Het hof benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de communicatie en de leesbaarheid van documenten bij de gerechtsdeurwaarders ligt. De beslissing van de kamer is op enkele punten vernietigd, en de gerechtsdeurwaarders zijn berispt en in de kosten veroordeeld. Het hof legt aan gerechtsdeurwaarders 2 en 3 een waarschuwing op, terwijl gerechtsdeurwaarder 1 verantwoordelijk wordt gehouden voor de onduidelijkheid van het exploot.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.277.347/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/661747 DW RK 19-68
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 29 september 2020
inzake
[klager] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht,
tegen

1.[gerechtsdeurwaarder 1] ,

2. [gerechtsdeurwaarder 2] , en

3. [gerechtsdeurwaarder 3] ,

gerechtsdeurwaarders te [plaats] ,
geïntimeerden,
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 17 april 2020 een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 20 maart 2020 (ECLI:NL:TGDKG:2020:30).
1.2.
Geïntimeerden (hierna ook: de gerechtsdeurwaarders en ook gerechtsdeurwaarder 1, respectievelijk gerechtsdeurwaarder 2 en gerechtsdeurwaarder 3) hebben op 23 juni 2020 een verweerschrift met een bijlage bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 augustus 2020. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de gerechtsdeurwaarders 1 en 2 zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, waarbij gerechtsdeurwaarder 2 ook als gemachtigde van gerechtsdeurwaarder 3 is opgetreden.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Bij exploot van 26 september 2018 heeft gerechtsdeurwaarder 1 een op 30 augustus 2018 uitgevaardigd dwangbevel aan klager betekend. Gerechtsdeurwaarder 1 relateert in het exploot onder meer dat klager heeft geweigerd het exploot in ontvangst te nemen.
2.2.
Bij brief van 28 september 2018 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarders meegedeeld dat onderdelen van het exploot onleesbaar zouden zijn doordat erin was gekrast en heeft hij tevens om een betalingsregeling à € 50,- per maand verzocht.
2.3.
Bij brief van 10 oktober 2018 heeft klager de gerechtsdeurwaarders gewezen op zijn eerder verzonden brief, waarop hij nog geen antwoord had ontvangen.
2.4.
Bij e-mailbericht van 25 oktober 2018 hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd op de brief van klager. Aan klager werd verzocht om een ingevuld inkomsten- en uitgavenformulier toe te zenden en een eerste betaling van € 50,- te doen vóór 30 oktober 2018.
2.5.
Op 14 november 2018 is derdenbeslag gelegd onder de uitkeringsinstantie op de uitkering van klager.
2.6.
Op 13 december 2018 heeft de gemachtigde van klager een e-mailbericht gestuurd aan de gerechtsdeurwaarders. Hierop is niet gereageerd. Vervolgens heeft de gemachtigde op 2 januari 2019 gerappelleerd, waarna de gerechtsdeurwaarders op 4 januari 2019 een schriftelijke reactie hebben gegeven.

3.Standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders, samengevat, het volgende:
a. Klager heeft meermalen getracht met de gerechtsdeurwaarders tot een oplossing te komen door middel van een betalingsregeling van € 50,- per maand. De gerechtsdeurwaarders hebben niet gereageerd op klagers e-mailberichten van 28 september 2018 en 10 oktober 2018;
b. Klager heeft het e-mailbericht van 25 oktober 2018 van de gerechtsdeurwaarders niet ontvangen. Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen om klager nogmaals te benaderen. De gerechtsdeurwaarders hebben nagelaten de executie (tijdelijk) stil te leggen hangende de correspondentie;
c. Het loonbeslag is ten onrechte gelegd aangezien klager bereid was in termijnen te betalen;
d. In het exploot van betekening was geknoeid. Met pen zijn ingekraste teksten toegevoegd die niet te lezen waren.

4.Beoordeling

4.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarders gegrond verklaard wat betreft klachtonderdelen a. en d. en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Bij diezelfde beslissing is aan de gerechtsdeurwaarders voor de gegronde klachtonderdelen de maatregel van berisping opgelegd, waarbij de gerechtsdeurwaarders hoofdelijk zijn veroordeeld in de kosten van klager (totaal € 460,-) alsmede in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer (€ 1.500,-).
Verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder(s)
4.2.
De gerechtsdeurwaarders stellen zich in hoger beroep – voor het eerst – op het standpunt dat de door klager ingediende klacht met name ziet op het handelen van gerechtsdeurwaarder 1. Het dwangbevel is bij exploot van gerechtsdeurwaarder 1 betekend en het derdenbeslag is ook bij exploot van gerechtsdeurwaarder 1 gelegd. De kamer heeft daarom ten onrechte ook gerechtsdeurwaarders 2 en 3 als beklaagden aangemerkt, aldus de gerechtsdeurwaarders.
4.3.
Het hof stelt voorop dat het tuchtrecht tot doel heeft in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen door toe te zien op het optreden van de individuele gerechtsdeurwaarder. Een tuchtrechtelijke klacht kan dan ook niet, zoals klager heeft gedaan, worden ingediend tegen een heel gerechtsdeurwaarderskantoor. Als beklaagden moeten in een dergelijk geval worden aangemerkt alle aan het desbetreffende kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders. Vervolgens dient te worden onderzocht in hoeverre ieder van hen voor de verweten gedraging tuchtrechtelijk verantwoordelijk is te houden, dat wil zeggen in hoeverre de fouten aan ieder van de gerechtsdeurwaarders kunnen worden toegerekend.
Klachtonderdeel a
4.4.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft de kamer, samengevat, het volgende overwogen. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij binnen een termijn van in beginsel veertien dagen reageert op normale vragen en verzoeken. De gerechtsdeurwaarders hebben erkend niet tijdig te hebben gereageerd op het e-mailbericht van klager van 28 september 2018. Een tijdige reactie bleef eveneens uit toen de gemachtigde van klager op 13 december 2018 contact opnam met de gerechtsdeurwaarders. Ter zitting van het hof heeft gerechtsdeurwaarder 2 verklaard dat dit mogelijk verband hield met de kerstvakantie en een tijdelijke onderbezetting op kantoor. Dat op dat moment de kantoororganisatie kennelijk onvoldoende op orde was, is de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarders. Evenals de kamer is het hof dan ook van oordeel dat klachtonderdeel a terecht is voorgesteld. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen.
Klachtonderdeel b en c
4.5.
Met de kamer is het hof van oordeel dat moet worden aangenomen dat het e-mailbericht van 25 oktober 2018 door de gerechtsdeurwaarders is verstuurd. De gerechtsdeurwaarders hebben een kopie in het geding gebracht van het desbetreffende e-mailbericht. Vaststaat dat het juiste e-mailadres is gebruikt. De enkele ontkenning door klager van de ontvangst van het bericht geeft geen aanleiding om vraagtekens te plaatsen bij de juistheid van het relaas van de gerechtsdeurwaarders omtrent het versturen van dit e-mailbericht. De gerechtsdeurwaarders waren niet verplicht de goede ontvangst te verzekeren met bijkomende maatregelen, dan wel te onderzoeken. Naar het oordeel van het hof zijn ook de overige door de klager als verwijtbaar naar voren gebrachte gedragingen geen aanleiding om tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aan te nemen. Het stond de gerechtsdeurwaarders vrij executiemaatregelen te nemen. Daarbij geldt op grond van vaste rechtspraak dat een schuldenaar alleen met toestemming van de schuldeiser bevoegd is het verschuldigde in termijnen te voldoen. Dit betekent dat een schuldeiser een aangeboden betalingsregeling mag weigeren. De klachtonderdelen b en c zijn dan ook terecht door de kamer ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel d
4.6.
Tussen partijen staat vast dat het exploot van betekening was voorzien van met de hand geschreven aantekeningen. Klager heeft het desbetreffende originele exploot niet ter zitting aan het hof kunnen overleggen. Het hof stelt vast dat de klacht geen betrekking heeft op de eventuele onjuistheid van de op het exploot geplaatste handgeschreven aantekeningen. Het hof stelt in het bijzonder vast dat de klacht niet ziet op de vraag of gerechtsdeurwaarder 1 naar waarheid heeft verklaard dat klager heeft geweigerd het exploot in ontvangst te nemen. Nu de klacht daarover dus niet gaat en klager ook onvoldoende onderbouwing heeft gegeven aan zijn stelling dat gerechtsdeurwaarder 1 in het exploot op dit punt niet naar waarheid heeft verklaard, zal het hof daarnaar ook niet ambtshalve een onderzoek uitvoeren en aan die stelling voorbijgaan.
4.7.
De klacht dat de door gerechtsdeurwaarder 1 aangebrachte handgeschreven aantekeningen op het exploot slecht leesbaar waren, is door de kamer gegrond verklaard. In hoger beroep hebben partijen dit oordeel en de gronden waarop het berust niet betwist. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die een ander oordeel rechtvaardigen. Dit betekent dat dit klachtonderdeel gegrond is. Op dit klachtonderdeel kan alleen gerechtsdeurwaarder 1 worden aangesproken. De andere twee gerechtsdeurwaarders kunnen voor de uitvoering van deze ambtshandeling niet verantwoordelijk worden gehouden.
4.8.
Gelet op het vorenstaande kan gerechtsdeurwaarder 1 van zowel het niet tijdig reageren op e-mailberichten van klager als van de onleesbaarheid van het exploot een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De gerechtsdeurwaarders 2 en 3 valt uitsluitend klachtonderdeel a te verwijten. Ten aanzien van gerechtsdeurwaarders 2 en 3 zal één klachtonderdeel minder gegrond worden verklaard. Daarom acht het hof, anders dan de kamer, ten aanzien van hen de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.
4.9.
Nu het hof zowel voor wat betreft de oplegde maatregel ten aanzien van gerechtsdeurwaarders 2 en 3 als voor wat betreft de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder(s) ten aanzien van klachtonderdeel d. deels tot een andere beslissing komt dan de kamer, zal het hof de beslissing van de kamer op deze punten vernietigen.
4.10.
Het hof komt in hoger beroep in verband met het alsnog gedeeltelijk ongegrond verklaren van de klacht tot een minder vergaande maatregel ten aanzien van gerechtsdeurwaarders 2 en 3. Het door klager ingestelde hoger beroep leidt voorts tot een bevestiging van de beslissing van de kamer. Daarom bestaat geen aanleiding tot een kostenveroordeling in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij klachtonderdeel d ten aanzien van gerechtsdeurwaarders 2 en 3 gegrond is verklaard en verklaart ten aanzien van hen dat onderdeel van de klacht alsnog ongegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover de opgelegde maatregel gerechtsdeurwaarders 2 en 3 betreft en legt de gerechtsdeurwaarders 2 en 3 alsnog de maatregel van waarschuwing op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige, met inbegrip van de door de kamer aan de gerechtsdeurwaarders opgelegde hoofdelijke veroordeling in de kosten van de behandeling door de kamer van € 1.500,- en de kosten van klager (griffierecht € 50,-, overige kosten € 410,- totaal € 460,-).
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2020 door de rolraadsheer.