ECLI:NL:GHAMS:2020:2520
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Terugbetalingsverplichting kinderalimentatie in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot terugbetaling van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking gekregen waarin hij was verplicht om € 146,- per maand aan kinderalimentatie te betalen voor zijn minderjarige kind [X]. De vrouw, verweerster in hoger beroep, betwistte dat de man teveel had betaald en stelde dat zij de ontvangen bedragen had geconsumeerd voor de verzorging van [X]. Het hof had eerder op 14 juli 2020 een tussenbeschikking gegeven waarin de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoeken met betrekking tot erkenning en gezamenlijk gezag, maar wel werd vastgesteld dat hij kinderalimentatie verschuldigd was.
In de verdere beoordeling oordeelde het hof dat de vrouw niet voldoende had onderbouwd dat zij de ontvangen kinderalimentatie had besteed aan [X]. De man had zijn stelling dat hij teveel had betaald, onderbouwd met bankafschriften. Het hof concludeerde dat de vrouw € 518,- aan de man moest terugbetalen, omdat zij niet had aangetoond dat zij de ontvangen bedragen had geconsumeerd. Het hof verwierp ook het verzoek van de vrouw om de ingangsdatum van de kinderalimentatie te wijzigen, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De beschikking van de rechtbank Noord-Holland werd vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en het hof bepaalde dat de man de kinderalimentatie met terugwerkende kracht moest betalen, terwijl de vrouw de teveel ontvangen bedragen moest terugbetalen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.