Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven,
- memorie van antwoord.
2.De feiten
“One Million and Forty Five Thousand euros (1.045.000 € VAT Incl.)”.
“voor rekening en in opdracht van [M] een aanbetaling van 10 procent voor de Pershing 64 Two of a Kind”.
3.De beoordeling
grief 1betoogt Belamare dat de koopovereenkomst reeds op 19 juli 2015 rechtsgeldig is ontbonden (en niet pas door het bestreden vonnis). Belamare voert daartoe aan dat [M] bij e-mailbericht van 17 juli 2015 te 19.25 uur [geïntimeerden] . in gebreke heeft gesteld met betrekking tot het opstellen van een btw-factuur met een geldig btw-nummer en dat zij in datzelfde bericht de koopovereenkomst voorwaardelijk heeft ontbonden. De voorwaarde was dat [geïntimeerden] . niet binnen 48 uur - dat wil zeggen vóór 19 juli 2015 te 19.25 uur - de btw-kwestie hadden opgelost. Aangezien [geïntimeerden] . niet op dit bericht hebben gereageerd, is de ontbindingsverklaring op 19 juli 2015 te 19.25 uur door het verstrijken van de genoemde termijn onvoorwaardelijk geworden met als gevolg dat de koopovereenkomst op die datum is ontbonden. Ook [geïntimeerden] . moeten het bericht zo hebben begrepen dat de koopovereenkomst op 19 juli 2015 was ontbonden. Dit blijkt uit het e-mailbericht van 20 juli 2015 van [G] namens [geïntimeerden] . waarin hij [B] heeft gevraagd de sleutels van het jacht terug te geven. Ook de correspondentie nadien wijst erop dat de koopovereenkomst op 19 juli 2015 was ontbonden nu in die correspondentie wordt gesproken over de afwikkeling van de ontbinding. Dat partijen na 19 juli 2015 nog zijn blijven discussiëren over de btw-plichtigheid van de transactie doet niet af aan de rechtsgeldige ontbinding per 19 juli 2015 en is dus niet relevant, aldus steeds Belamare.
zal”)de koopovereenkomst te ontbinden als [geïntimeerden] . binnen 48 uur niet zullen hebben voldaan aan het verzoek van Belamare een btw-nummer en/of een btw-factuur te verstrekken, maar van een daadwerkelijke uitvoering van dat voornemen nadien is onvoldoende gebleken. Van een duidelijke ontbindingsverklaring op grond waarvan [geïntimeerden] . moesten begrijpen dat Belamare de koopovereenkomst had ontbonden, is immers geen sprake geweest. Uit de correspondentie die tussen partijen na ommekomst van de genoemde termijn heeft plaatsgevonden, volgt veeleer het tegendeel. Op 20 juli 2015 heeft Belamare aan [geïntimeerden] . voorgesteld om het btw-aandeel van € 181.363,63 op de koopprijs in te houden opdat Belamare dit namens [geïntimeerden] . kon afdragen aan de Spaanse belastingdienst. Zij voegde daar aan toe dat voor het geval [geïntimeerden] . niet zouden instemmen met dit voorstel, zij hen verzocht een voorstel te doen met betrekking tot de condities waaronder de koopovereenkomst zou
wordenontbonden. Dit verzoek, dat namens Belamare is gedaan, valt niet te rijmen met haar stelling dat de koopovereenkomst op 19 juli 2015 reeds was ontbonden. Daarbij komt dat in de e-mail van 20 juli 2015 op geen enkele wijze blijk ervan wordt gegeven dat de koopovereenkomst een dag eerder al zou zijn ontbonden terwijl partijen nadien nog zijn blijven discussiëren over de vraag of de transactie naar Spaans recht btw-plichtig was. Niet valt in te zien dat partijen dit laatste zijn blijven doen als Belamare op 19 juli 2015 de koopovereenkomst vanwege die btw-kwestie reeds had ontbonden. De omstandigheid dat [geïntimeerden] . op 20 juli 2015 de sleutels van het jacht hebben teruggevraagd, leidt niet tot een ander oordeel. [geïntimeerden] . hebben daarover immers aangevoerd dat zij dat hebben gedaan omdat Belamare volgens de koopovereenkomst uiterlijk op 20 juli 2015 het restant van de koopprijs moest hebben betaald en - aangezien Belamare dat had verzuimd - zij van mening waren dat Belamare het jacht niet langer mocht gebruiken. Aldus verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden gezegd dat Belamare de koopovereenkomst reeds op 19 juli 2015 had ontbonden. Grief 1 faalt.
grief 2op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij een vergoeding is verschuldigd aan [geïntimeerden] . voor het gebruik van het jacht in de periode dat Belamare het jacht onder zich had. Dit oordeel is volgens Belamare gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting. Belamare voert daartoe aan dat - zoals met grief 1 is betoogd - de koopovereenkomst op 19 juli 2015 was ontbonden en dat [geïntimeerden] . dientengevolge vanaf dat moment verplicht waren de aanbetaling van € 104.500,- aan haar terug te betalen. Doordat zij hiermee in gebreke bleven, heeft Belamare het jacht onder zich moeten houden ter verzekering van de terugbetaling van de aanbetaling. Dit houderschap moet worden gekwalificeerd als het rechtmatig uitoefenen van een opschortingsrecht, althans een retentierecht. Daarom kan zij geen gebruiksvergoeding verschuldigd zijn. Daarnaast stelt Belamare dat de rechtbank ten onrechte een zeer extensieve interpretatie heeft gegeven aan de vordering van [geïntimeerden] . door te oordelen dat [geïntimeerden] . aanspraak maken op een schadevergoeding onder de noemer van een waardevergoeding voor het gebruik van het jacht. Dit oordeel rijmt bovendien niet met de vaststelling van de rechtbank dat het juist [geïntimeerden] . zijn die zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst en met de afwijzing door de rechtbank van alle andere door [geïntimeerden] . gevorderde schadevergoedingen wegens het ontbreken van een tekortkoming aan de zijde van Belamare. Volgens Belamare moet de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen omdat [geïntimeerden] . niet hebben aangetoond of onderbouwd dat, en op welke wijze, zij daadwerkelijk schade hebben geleden. [geïntimeerden] . hebben niet aannemelijk gemaakt dat het jacht in de desbetreffende periode daadwerkelijk aan anderen verhuurd zou worden. Belamare stelt dat artikel 6:271 BW geen grondslag biedt voor een waardevergoeding, gebruiksvergoeding of een andere soort van vergoeding voor het gebruik van het jacht na ontbinding van de koopovereenkomst. De enige verbintenis die voortvloeit uit dit artikel is de verplichting om de reeds ontvangen prestaties ongedaan te maken. Het feit dat Belamare na de ontbinding op 19 juli 2015 het jacht in haar bezit heeft moeten houden, kan niet worden gekwalificeerd als een prestatie van [geïntimeerden] . (waar zij een vergoeding voor moet ontvangen) en was het directe gevolg van het uitblijven van de terugbetaling van de aanbetaling door [geïntimeerden] . Belamare meent dat voor het geval [geïntimeerden] . al recht zouden hebben op een waardevergoeding het onredelijk en onjuist is om die vergoeding vast stellen op een bedrag van € 3.000,- per dag. Dit laatste bedrag is het bedrag dat partijen in de koopovereenkomst zijn overeengekomen uitgaande van de situatie dat Belamare het jacht zou overnemen. Na de ontbinding was van deze situatie geen sprake meer. Daarbij komt dat (het gebruik van) het jacht in werkelijkheid geen waarde heeft gehad voor Belamare. De dreiging met juridische maatregelen door [geïntimeerden] . en de onterechte aangifte van [geïntimeerden] . van diefstal tegen [B] en [M] hebben tot gevolg gehad dat Belamare geen gebruik heeft durven en kunnen maken van het jacht. Voor zover [geïntimeerden] . aanspraak hebben op een waardevergoeding, moet deze volgens Belamare op nihil worden bepaald.
grief 3komt Belamare op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij geen recht heeft op schadevergoeding. Belamare herhaalt in haar toelichting op de grief dat de ontbinding van de koopovereenkomst op 19 juli 2015 heeft plaatsgevonden en dat de tekortkoming van [geïntimeerden] . en de daarop gevolgde ontbinding hebben geleid tot een schadepost van € 27.834,14. Belamare licht voornoemd bedrag als volgt toe. Een bedrag van € 12.125,89 is gemoeid geweest met haar oprichting die tot doel had het verkrijgen van het eigendom van het jacht om dit vervolgens commercieel te exploiteren. Een bedrag van € 3.560,- betreft overgenomen brandstof van [geïntimeerden] . bij het overdragen van het jacht op 8 juli 2015. Als [geïntimeerden] . de koopovereenkomst waren nagekomen, had Belamare deze brandstof kunnen gebruiken voor de pleziervaart. Een bedrag van € 2.597,49 is uitgegeven aan het laten keuren en inspecteren van het jacht. Belamare heeft deze kosten onnodig gemaakt nu zij het jacht heeft moeten teruggegeven. Ter zake het opstellen van de koopovereenkomst heeft Belamare kosten gemaakt tot een bedrag van € 1.000,-. Ook deze kosten zijn nodeloos gemaakt doordat Belamare de koopovereenkomst heeft moeten ontbinden. Belamare heeft verder kosten gemaakt ter zake van vliegtickets tot een bedrag van € 1.328,73. Deze kosten zou Belamare niet gemaakt hebben als [geïntimeerden] . de koopovereenkomst waren nagekomen en geen strafrechtelijke aangifte hadden gedaan van diefstal van het jacht. Om het jacht naar Ibiza te varen heeft Belamare extra brandstof moeten bijtanken voor een bedrag van € 2.300,-. Dit had zij niet hoeven doen als [geïntimeerden] . de koopovereenkomst waren nagekomen. Ten behoeve van de teruggave is het jacht onderworpen aan een nieuwe inspectie. Deze inspectie heeft € 3.372,75 gekost en ook deze kosten waren niet gemaakt als de koopovereenkomst was nagekomen door [geïntimeerden] . Ten slotte heeft Belamare een maand huur betaald voor een plek in de jachthaven in Barcelona gedurende de periode dat zij het jacht onder zich hield.
grief 4betoogt Belamare dat de rechtbank haar vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten ten onrechte heeft afgewezen. Belamare voert aan dat zij diverse sommatiebrieven heeft verstuurd aan [geïntimeerden] . en gesprekken met [geïntimeerden] . heeft gevoerd om alsnog buiten rechte nakoming van de koopovereenkomst, althans terugbetaling van de aanbetaling, te verkrijgen. Hiermee is een bedrag gemoeid van