In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor schuldheling van een elektrische fiets, die hij op 23 januari 2019 in Haarlem had verworven. De fiets bleek eerder gestolen te zijn. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2020 heeft de verdachte verklaard de fiets voor € 400 te hebben gekocht van een persoon van wie hij regelmatig drugs kocht. Hij stelde dat hij het framenummer had geverifieerd en dat de fiets niet als gestolen geregistreerd stond. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, gezien de omstandigheden van de aankoop en de waarde van de fiets, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling. Ondanks de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen, verwijzend naar artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte eerder al een voorwaardelijke gevangenisstraf had gekregen. Het hof gelastte de bewaring van de in beslag genomen elektrische fiets ten behoeve van de rechthebbende en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in verschillende vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen.