ECLI:NL:GHAMS:2020:2487

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-002014-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij met vrijspraak van diefstal elektriciteit en water

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Italië in 1968, was beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en het stelen van elektriciteit en water. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het telen van ongeveer 7,9 kilogram hennep en 296 hennepplanten, en het wegnemen van water en elektriciteit van Liander NV en PWN. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2020 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er sprake was van onrechtmatig binnentreden door de verbalisanten, omdat de verdachte niet de cautie was gegeven voordat hij toestemming gaf voor het binnentreden van zijn woning. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte voldoende was geïnformeerd over de situatie en dat er geen sprake was van onrechtmatig binnentreden. Het hof heeft de vrijspraak van de diefstal van elektriciteit en water uitgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten.

Het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en heeft de straf bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 150 uren. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoon van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, waarbij de wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002014-19
datum uitspraak: 17 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-041597-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 september 2018 te Haarlem opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 7,9 kilogram hennep en/of ongeveer 296, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2018 te Haarlem, een hoeveelheid water en/of elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Liander NV en/of PWN, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen water en/of elektriciteit onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen door de verbalisanten en heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd. De verbalisanten hebben aan de verdachte voorafgaand aan de ondertekening van de toestemmingsverklaring tot het binnentreden in zijn woning niet de cautie gegeven. Bovendien is aan de verdachte pas achteraf met behulp van een tolk in de Italiaanse taal uitgelegd waarvoor hij toestemming had verleend. Nu het uit het binnentreden voortvloeiende bewijs onrechtmatig is verkregen, moet bewijsuitsluiting volgen en dient de verdachte van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Cautie
Uit het dossier volgt dat op 14 augustus 2018 een MMA-melding binnenkwam inhoudend dat op de bovenste verdieping van de [adres 2] in Haarlem hennep werd gekweekt. Vervolgens is een warmtevlucht aangevraagd. Op de beelden was te zien dat het dak van [adres 3] in Haarlem een grote donkere vlek vertoonde, wat een signaal is van groot energieverbruik. In het GBA-systeem zagen de verbalisanten dat de verdachte op dit adres stond ingeschreven. Op het moment dat de verbalisanten op 20 september 2018 zagen dat de verdachte uit de woning aan de [adres 3] in Haarlem kwam, was er gelet op het voorgaande sprake van een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van overtreding van de Opiumwet. Op dat moment had aan de verdachte de cautie gegeven moeten worden. Nu dit is verzuimd is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift geschonden. Door het geschonden voorschrift is echter geen nadeel veroorzaakt, omdat de verdachte vóór het geven van de cautie enkel heeft verklaard dat hij geen hennepplanten in zijn woning had.
Toestemming voor binnentreden woning
Uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2019, opgemaakt door verbalisant
[verbalisant], volgt dat aan de verdachte in het Engels is gevraagd of hij een hennepkwekerij had in de woning aan de [adres 3] in Haarlem; dat de verdachte deze vraag begreep en dat hij vervolgens het formulier ‘geen bezwaar binnentreden woning’ heeft ondertekend. Op een later tijdstip, na het aantreffen van de hennepkwekerij, is met behulp van een tolk in de Italiaanse taal aan de verdachte uitgelegd wat de verbalisanten verder gingen doen en is nogmaals in het Italiaans uitgelegd waarvoor hij even daarvoor had getekend.
Het hof leidt uit de vermelding van het woord ‘nogmaals’ af dat hem dit eerder in de Engelse taal was uitgelegd. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de verbalisanten in het Engels, onder meer met gebruikmaking van een vertaalmachine op een telefoon, aan hem hebben gevraagd of zij met hem mee de woning in mochten en dat hij heeft geantwoord dat hij dit geen probleem vond.
Gelet op het voorgaande, en nu de verdachte er blijk van had gegeven de Engelse taal te verstaan, is het hof van oordeel dat geen sprake was van onrechtmatig binnentreden in de woning.
Derhalve verwerpt het hof de verweren van de raadsman. Het hof komt op basis van de te bezigen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 18 september 2018 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 7,9 kilogram hennep en 296 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 296 hennepplanten en 7,9 kilogram hennep. Het gebruik van hennep is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook direct en indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit. De bij de verdachte aangetroffen hoeveelheden hennepplanten en hennep zijn zodanig dat mag worden aangenomen dat deze bestemd waren voor verdere verspreiding en handel. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Gelet op de ernst van het feit, nu het gaat om een grote hoeveelheid hennepplanten en hennep, acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Daarnaast zal het hof aan de verdachte een taakstraf van na te melden duur opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 september 2020.
mr. M.P. van der Stroom is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]