ECLI:NL:GHAMS:2020:2469

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
23-003705-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gewoontewitwassen, oplichting en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, terwijl hij voor de overige feiten is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De zaak betreft gewoontewitwassen, oplichting en valsheid in geschrift, gepleegd in de periode van 2006 tot 2007. De Hoge Raad had de zaak teruggeworpen naar het hof na vernietiging van een eerdere uitspraak. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte in de tussentijd geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De in beslag genomen voorwerpen zijn onttrokken aan het verkeer, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven. De beslissing van het hof is genomen in het openbaar en is vastgelegd door de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003705-18
datum uitspraak: 31 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 16 oktober 2018 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-845101-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres]

Procesgang

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2 primair en 4 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 21 oktober 2016 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen het arrest van het gerechtshof is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 16 oktober 2018 het bestreden arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd doch uitsluitend wat betreft de ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde gegeven beslissingen en de strafoplegging en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
3. ( [aandelen])
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 juli 2006 tot en met 1 december 2006, te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde personen één of meermalen heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, te weten [slachtoffer 1], een (totaal)bedrag van GBP 19.248,11 (=$ 37.149,-) althans enig geldbedrag en/of [slachtoffer 2], een (totaal)bedrag van GBP 11.957,80 (=$ 22.950) althans enig geldbedrag (gestort op de NatWest Bank, ten name van [bedrijf] ten behoeve van de aankoop van aandelen [aandelen]), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met bovenomschreven oogmerk - zakelijk omschreven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voorgewend dat [bedrijf] LTD en/of haar mededader(s) bevoegd en/of in staat was/waren aandelen [aandelen] aan bovengenoemde beleggers te verkopen en/of afleveren, waardoor deze perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3. subsidiair
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 juli 2006 tot en met 4 november 2007, te Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
één of (meer)ma(a)l(en) (telkens) opzettelijk geld, in totaal ongeveer GBP 31.205,91 (= $ 60.099,-), in elk geval (telkens) één of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval telkens aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of [bedrijf] LTD en/of zijn mededader(s) en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of [bedrijf] LTD en/of zijn (overige) mededader(s) anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 3

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is wat de verdachte onder 3 primair en 3 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 4 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, oplichting en valsheid in geschrift. In tegenstelling tot wat is gevorderd door de advocaat-generaal, ziet het hof geen aanleiding aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De strafbare feiten hebben zich ruim 13 jaren geleden voorgedaan en niet is gebleken dat de verdachte zich in de tussentijd wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Oplegging van maatregel (beslag)

Onder de verdachte zijn verschillende voorwerpen in beslag genomen. De in beslag genomen en nog niet teruggegeven gezamenlijkheid van voorwerpen, te weten de onder 8, 9, 11, 13 tot en met 27, 29, 31 tot en met 59 en 61 tot en met 147 vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, zijn tot het begaan van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde vervaardigd of bestemd. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan, nu de aard in samenhang met het redelijkerwijs te verwachten gebruik onder omstandigheden zoals bewezen verklaard, juist in verband met die aard in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Ingevolge het arrest van dit hof van 21 oktober 2016:
stelt vast dat het hof van oordeel was dat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, nu voor de beoordeling daarvan nadere instructie, gevolgd door hoor en wederhoor, zou zijn vereist. De benadeelde partijen zijn daarom in de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 225, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder 8, 9, 11, 13 tot en met 27, 29, 31 tot en met 59 en 61 tot en met 147 vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder 10, 12, 28, 30 en 60 vermelde voorwerpen op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O Mooy en S.M.M. Bordenga in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 augustus 2020.