Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Redelijke termijn
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 november 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, was in deze strafzaak aangeklaagd voor het in bezit hebben van gereedschappen afkomstig van een misdrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, wat heeft geleid tot een verlaging van de taakstraf naar 36 uren, subsidiair 18 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 11 februari 2016, met de inverzekeringstelling van de verdachte. De overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg was meer dan 9 maanden, terwijl in hoger beroep de termijn niet is overschreden. Gezien de totale overschrijding van de redelijke termijn met ruim 7 maanden, heeft het hof besloten de taakstraf te matigen.
De beslissing van het hof houdt in dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde taakstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen omtrent de redelijke termijn en de strafmaat.