ECLI:NL:GHAMS:2020:2468

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
23-004375-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanpassing van vonnis in hoger beroep inzake taakstraf en redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 23 november 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, was in deze strafzaak aangeklaagd voor het in bezit hebben van gereedschappen afkomstig van een misdrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, wat heeft geleid tot een verlaging van de taakstraf naar 36 uren, subsidiair 18 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 11 februari 2016, met de inverzekeringstelling van de verdachte. De overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg was meer dan 9 maanden, terwijl in hoger beroep de termijn niet is overschreden. Gezien de totale overschrijding van de redelijke termijn met ruim 7 maanden, heeft het hof besloten de taakstraf te matigen.

De beslissing van het hof houdt in dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde taakstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen omtrent de redelijke termijn en de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004375-18
datum uitspraak: 14 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-706116-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf (nu blijkt dat de verdachte in verzekering is gesteld voor de duur van één dag) – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met een overweging inzake de redelijke termijn en de aanhef van bewijsmiddel 4 van het proces-verbaal van de politierechter van 23 november 2018 vervangt door de volgende aanhef:
- een proces-verbaal van aangifte, inclusief bijlagen, met nummer 2016032655-10 van 11 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant].

Redelijke termijn

Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De overschrijding van de redelijke termijn leidt, ook wanneer deze zeer aanzienlijk is, volgens vaste rechtspraak in de regel niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Vermindering van de op te leggen straf is telkens de aangewezen sanctie. Daarnaast biedt de rechterlijke straftoemetingsvrijheid vrijwel onbegrensde ruimte om met tijdsverloop rekening te houden.
De redelijke termijn is aangevangen met het bevel tot inverzekeringstelling van de verdachte op 11 februari 2016. De redelijke termijn is in eerste aanleg overschreden met ruim 9 maanden, omdat vonnis is gewezen op 23 november 2018. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen met de appelakte op 7 december 2018 en is deze termijn geëindigd met dit arrest op 14 september 2020, waarmee de redelijke termijn van 2 jaren niet is overschreden. De totale redelijke termijn is met ruim 7 maanden overschreden.
Het hof is, alles afwegende, met de rechtbank van oordeel dat in beginsel een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, passend is, doch zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een taakstraf van 36 uren, subsidiair 18 dagen vervangende hechtenis.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. M. Jurgens en mr. A.R.O Mooy, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2020.
=========================================================================
[…]