ECLI:NL:GHAMS:2020:2467

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
23-003564-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, verboden vuurwapenbezit en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van € 6.570,00 en diverse dure sieraden, alsook van de opzettelijke uitvoer van ongeveer 300 gram marihuana en het aanwezig hebben van ongeveer 782 gram cocaïne. Tevens had de verdachte de beschikking over drie vuurwapens, waaronder een UZI pistoolmitrailleur. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de bewijsvoering van de rechtbank met betrekking tot het witwassen en de uitvoer van marihuana overgenomen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was van casino winsten en een erfenis, maar het hof oordeelde dat deze verklaringen onvoldoende concreet en verifieerbaar waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003564-19
datum uitspraak: 14 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-064803-19 tegen:
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] ,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, Gev. De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten
- een Rolex horloge en/of
- 3 gouden kettingen/armbanden en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 6.570 euro (in biljetten),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van (voornoemde) voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Oost-Souburg, in elk geval in Nederland, een of meer vuurwapen(s) van categorie III en/of II, te weten
- een (Uzi) pistool(mitrailleur) en/of
- een (Taurus) revolver en/of
- een (Heckler & Koch) pistool en/of
meerdere patroonmagazijnen van categorie III en/of II en/of
munitie van categorie III en/of II, te weten (ongeveer) 211 stuks, althans een of meer, scherpe patro(o)n(en) en/of
één of meer geluidsdemper(s) voor een vuurwapen van categorie I onder 3, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 3 april 2019 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 782 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 18 maart 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (ongeveer) 300 gram, in elk geval een hoeveelheid marihuana, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank, maar het hof zal de bewijsoverwegingen van de rechtbank met betrekking tot feit 1 en
feit 4 overnemen.

Vormverzuim

De raadsman heeft – kortgezegd – aangevoerd dat de verklaring die de verdachte heeft afgelegd bij de Douane van het bewijs moet worden uitgesloten als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de cautie en het recht op consultatie van een advocaat niet tijdig aan de verdachte zijn gegeven respectievelijk zijn medegedeeld.
Dit verweer behoeft geen bespreking, omdat het hof deze verklaring van de verdachte niet voor het bewijs zal bezigen.

Bewijsoverwegingen (feit 1, 3 en 4)

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van feit 1: witwassen
Voor de bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de onder de verdachte aangetroffen voorwerpen (een geldbedrag en sieraden) middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van deze ten laste gelegde voorwerpen (geldbedrag en sieraden). Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol (grote) bedragen in contanten, die middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in-, uit- of doorgevoerd. Uit Curaçao en andere landen in (de omgeving van) Zuid-Amerika worden grote hoeveelheden harddrugs naar Nederland en elders in Europa vervoerd, waartegenover in omgekeerde richting geldstromen staan om met de verkoop ervan behaalde winsten daarheen te laten terugvloeien. Daarbij geldt dat drugshandel veelal gepaard gaat met het genereren van grote hoeveelheden contant geld in diverse coupures. De verdachte, die op weg was naar Curaçao, is aangehouden met een geldbedrag van € 6.570,00 en sieraden (drie gouden kettingen en een Rolex-horloge) met een gezamenlijke (verkoop)waarde van ruim € 40.000,00. Het geldbedrag bestond voornamelijk uit coupures van € 50,00 en € 20,00. Daarnaast zijn in de ruimbagage van de verdachte drie gesealde pakketten met in totaal ongeveer 300 gram marihuana aangetroffen. De verdachte heeft ten overstaan van de opsporingsambtenaren verklaard dat hij geen betaald werk heeft.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. In dat geval mag van de verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de bij hem aangetroffen en tenlastegelegde voorwerpen (geld en sieraden).
De verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij het bij hem aangetroffen geld heeft gewonnen bij casino’s en dat hij de sieraden (twee gouden kettingen en het Rolex-horloge) heeft bekostigd uit een erfenis van zijn overleden vader van € 50.000,00, hetgeen naar hij later verklaart € 50.000,00 ANG (omgerekend ongeveer € 25.000,00) zou zijn. De derde (gouden) ketting stelt de verdachte lang geleden van zijn vader te hebben gekregen. De verdediging heeft ter onderbouwing van dit standpunt, in eerste aanleg en in hoger beroep, stukken overgelegd die betrekking zouden hebben op de door de verdachte ontvangen erfenis en zijn speelwinsten. De vier overgelegde foto’s zouden volgens de verdachte betrekking hebben op speelwinsten en uit zijn telefoon komen. Het hof stelt echter vast dat uit deze foto’s niet kan worden afgeleid dat deze zien op speelwinsten van de verdachte. Zou dit al zo zijn, dan volgt uit de screenshots niet wat de inleg van de verdachte en daarmee het door hem behaalde rendement van zijn casinobezoeken is geweest.
De verklaring van de verdachte met betrekking tot de verkregen erfenis is, in het licht van de overige bevindingen in het dossier, naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet, verifieerbaar en bovendien op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. In één van de door de verdediging in hoger beroep overgelegde stukken, te weten een akte van een notaris naar aanleiding van het overlijden van de vader van de verdachte, staat dat de echtgenote van de overledene van rechtswege de goederen van de nalatenschap verkrijgt. Ieder van de kinderen (waaronder de verdachte) verkrijgt als erfgenaam van rechtswege een geldvordering ten laste van de echtgenote, overeenkomend met de waarde van hun erfdeel. In deze akte staat voorts dat deze vordering eerst opeisbaar is indien de echtgenote in staat van faillissement is verklaard dan wel wanneer zij overleden is. Van een faillissement van de moeder van de verdachte noch van haar overlijden is gebleken, zodat niet voldoende kan worden vastgesteld dat het erfdeel van de verdachte reeds opeisbaar is geworden. De verdachte heeft derhalve nog niet kunnen beschikken over (een deel van) de erfenis van zijn vader, waarmee de erfenis geen verklaring kan zijn voor het geld dat bij de verdachte is aangetroffen, noch daargelaten dat van een overboeking van zo’n geldbedrag, in 2012 zoals de verdachte stelt, niet is gebleken.
Voor zover de verdachte heeft willen betogen dat (een deel van) de voorwerpen en/of het geld afkomstig is/zijn van de handel in cryptovaluta passeert het hof deze stelling, nu de verdachte dit standpunt op geen enkele wijze concreet heeft onderbouwd.
Bij dit alles weegt het hof mee dat naast het aangetroffen geldbedrag en de sieraden die de verdachte bij zich had, in zijn ruimbagage bijna 300 gram marihuana verpakt in drie gesealde pakketten is aangetroffen. Ook zijn in zijn woning drie (automatische) vuurwapens met bijbehorende munitie en geluidsdempers alsmede apparatuur voor de teelt van hennep gevonden. In de mobiele telefoon van de verdachte (Samsung) zijn WhatsApp gesprekken uit onder meer 2019 aangetroffen waarin het lijkt dat in versluierd taalgebruik veelvuldig over het vervoer en de handel in verdovende middelen wordt gesproken. Tot slot heeft nader onderzoek naar de inkomsten en uitgaven van de verdachte uitgewezen dat er van 2009 tot heden geen inkomstengegevens van hem bekend zijn bij de Belastingdienst/FIOD, met uitzondering van 2014 in welk jaar hij € 1.111,00 heeft verdiend en dat in de periode van 1 januari 2014 tot en met 18 maart 2019 in totaal € 149.730,00 aan contanten op zijn rekening is gestort.
In het licht van al deze feiten en omstandigheden, ook in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag en de onder hem aangetroffen sieraden – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Ten aanzien van feit 3: aanwezig hebben van cocaïne
De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de rapporten van het Douane Laboratorium met betrekking tot de vier monsternummers – waaruit blijkt dat steeds sprake is van cocaïne – niet kunnen worden gekoppeld aan de substanties die bij de verdachte zijn aangetroffen (te weten: in de scooter en de woning van de verdachte) (AMB-024). Dit is inmiddels niet meer het geval. Blijkens het aanvullend proces-verbaal van 20 september 2019 is thans geen sprake meer van een schijnbare gebrekkige verslaglegging.
In voornoemd aanvullend proces-verbaal worden de substanties die bij de verdachte zijn aangetroffen gekoppeld aan de monsters die positief worden getest op cocaïne. Blijkens pagina 3 van dit aanvullend proces-verbaal is de totale hoeveelheid cocaïne: (38,8 gram + 0,4 gram + 743,6 gram =) 782,8 gram.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 4: uitvoer van marihuana
Tijdens het onderzoek, op 18 maart 2019, van de ruimbagage van de verdachte zijn door de Douane drie gesealde pakketten met daarin marihuana zijn aangetroffen. Op donderdag 21 maart 2019 zijn deze drie plastic zakken met marihuana uitgepakt, getest en gewogen. Een kleine hoeveelheid van de marihuana is getest met een M.C.C. Cannabis test die positief reageerde op marihuana. Het nettogewicht van de marihuana is 299,6 gram.
De verdachte heeft verklaard dat hij marihuana bij zich had en dat deze voor eigen gebruik was. Ook tegenover de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij 348 gram wiet mee op reis had genomen en dat het voor hemzelf en voor vrienden op Curaçao bestemd was.
Het hof acht op grond van deze test en de verklaring van de verdachte dat hij wiet (marihuana) bij zich had wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen substantie in de drie pakketten, die in de ruimbagage van de verdachte werden aangetroffen, marihuana betrof. Dat een (definitief) laboratoriumrapport ontbreekt, doet daaraan niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 maart 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een Rolex-horloge en 3 gouden kettingen en een geldbedrag van 6.570 euro (in biljetten), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op 18 maart 2019 te Oost-Souburg vuurwapens van categorie III en/of II, te weten een Uzi pistoolmitrailleur en een Taurus revolver en een Heckler & Koch pistool en patroonmagazijnen van categorie III en II en munitie van categorie III en II, te weten ongeveer 211 stuks scherpe patronen en geluidsdempers voor een vuurwapen van categorie I onder 3, voorhanden heeft gehad;
3.
hij omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 3 april 2019 te Oost-Souburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 782 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 18 maart 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 300 gram marihuana, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II van de Opiumwet.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en een wapen van categorie II en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, niet een hogere straf op te leggen dan de straf opgelegd door de rechtbank. Op deze manier kan de verdachte met zijn re-integratietraject en opleiding tot kok beginnen. Ook de tijd die de verdachte gedurende Corona in de PI heeft doorgebracht werd als extra zwaar ervaren (geen contacten en veel achter de deur), hetgeen mee zou moeten wegen in de beslissing van het hof over de duur van de straf, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij, evenals de rechtbank, in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 6.570,00 en diverse dure sieraden, een handeling die gericht is op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Door aldus te handelen heeft de verdachte opbrengsten van misdrijven aan het zicht onttrokken, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van ongeveer 300 gram marihuana en het aanwezig hebben van ongeveer 782 gram cocaïne. Deze hoeveelheden kunnen niet anders dan erop duiden dat deze bestemd waren voor verdere verspreiding en verkoop. Soft- en harddrugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend kunnen zijn en regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen voor de gebruiker met zich kunnen brengen. Tot slot heeft de verdachte de beschikking gehad over drie vuurwapens met een bijbehorende geluidsdemper, waaronder een UZI pistoolmitrailleur en bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit daarvan verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten en brengt zodoende grote veiligheidsrisico’s met zich. Vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting, is dit bezit een ernstig misdrijf dat stevig dient te worden bestraft.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie en de Opiumwet is veroordeeld, zodat dit in strafverzwarende zin meeweegt. Ook ten nadele van de verdachte heeft het hof in dit verband meegewogen dat de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep nauwelijks blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Nu de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten, namelijk witwassen, verboden vuurwapenbezit, het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en de opzettelijke uitvoer van softdrugs, en gelet op de straffen die voor dit soort feiten doorgaans worden opgelegd, is het hof van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. De combinatie van de bewezenverklaarde feiten doet vermoeden dat de verdachte zich al enige tijd in het criminele milieu beweegt – wat ook wel blijkt uit de in het dossier aangetroffen WhatsApp gesprekken, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte mee zal wegen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de doos merk Apple Watch (35), toebehoort aan de verdachte en aan hem dient te worden teruggegeven.
Ten aanzien van de in beslag genomen kentekenbewijzen (5, 24), scooteronderdelen (23) en de doos merk Rolex inclusief certificaat (34) zal het hof geen beslissing nemen, nu deze goederen respectievelijk behoren bij de scooter (21) en het Rolex-horloge (2), waarop conservatoir beslag berust.
Ten aanzien van de in beslag genomen sieraden (3 gouden kettingen en een Rolex-horloge) en het geldbedrag (1) zal het hof geen beslissing nemen, gelet op het conservatoir beslag dat hierop rust.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
(35) de doos merk Apple Watch (111391).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.R.O Mooy en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2020.
=========================================================================
[…]