In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het mishandelen van zijn moeder op 9 oktober 2019 te Zandvoort. De tenlastelegging hield in dat de verdachte een hard voorwerp naar zijn moeder had gegooid. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 augustus 2020 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging en dat een alternatief scenario, waarin het letsel van de moeder zou zijn veroorzaakt door de nagels van de hond, niet ongeloofwaardig was. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verklaringen van de verbalisanten en de 112-melding van de zus van de verdachte, die aangaf dat haar moeder werd mishandeld, voldoende bewijs boden voor de mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof om een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren op te leggen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De ISD-maatregel is opgelegd voor de maximale duur, zonder dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht.