ECLI:NL:GHAMS:2020:2419

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
23-004205-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen hennepteelt en vrijspraak diefstal elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij wist dat de elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte op 12 oktober 2018 te Amsterdam samen met een ander 344 hennepplanten opzettelijk heeft geteeld. De verdachte werd strafbaar geacht voor het handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep 8 weken gevangenisstraf geëist. Het hof oordeelde dat, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf van 8 weken passend was. De verdachte was inmiddels uitgezet naar Albanië, waar hij geen woon- of verblijfplaats had. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004205-18
datum uitspraak: 8 september 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-202083-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 augustus 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 344, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan elektriciteitsbedrijf Liander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het procesdossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de verdachte wist dat de elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen, zodat niet kan worden bewezen dat hij oogmerk heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening daarvan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander in een pand aan [adres] een hoeveelheid van 344 hennepplanten opzettelijk heeft geteeld.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft meegewerkt aan het onderhouden en verzorgen van een hennepplantage, bestaande uit een aanzienlijke hoeveelheid voor de handel bestemde hennepplanten. Het gebruik van hennepproducten brengt risico’s mee voor de gezondheid van gebruikers. Deze handel daarin gaat daarnaast regelmatig gepaard met andere en zwaardere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft met het telen van de hennepplanten aan deze negatieve gevolgen voor de samenleving bijgedragen.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – hij is inmiddels uitgezet naar Albanië waar van hem geen woon- of verblijfplaats bekend is – kan niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende. Daarbij ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om een gedeelte daarvan in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. H.A. van Eijk en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 september 2020.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn verhinderd dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]