ECLI:NL:GHAMS:2020:2409
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en kinderalimentatie na relatiebreuk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarige [A] en de vaststelling van de kinderalimentatie. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft in 2019 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019, waarin een omgangsregeling en voorlopige kinderalimentatie van € 150,- per maand werd vastgesteld. De vrouw, verzoekster in incidenteel hoger beroep, heeft op haar beurt een verweerschrift ingediend en verzoekt om afwijzing van het verzoek van de man om gezamenlijk gezag. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2020 is de man niet verschenen, wat vragen oproept over zijn betrokkenheid en de huidige situatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van [A] en heeft aangeboden onderzoek te verrichten naar het gezag. Het hof heeft besloten om het verzoek van de man om gezamenlijk gezag aan te houden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek. Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de bijdrage van de man vastgesteld op € 192,- per maand met ingang van 1 december 2018 en € 58,- per maand met ingang van 1 december 2019. De vrouw is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wijziging van de omgangsregeling, omdat dit te laat is ingediend. De zaak is pro forma aangehouden tot 13 december 2020 voor het rapport van de Raad.