Op 25 augustus 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door twee besloten vennootschappen, bijgestaan door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, tegen raadsheer mr. A.J. Wolfs. De verzoeksters stelden dat de raadsheer niet onpartijdig kon zijn vanwege zijn nevenbetrekkingen, waaronder het geven van cursussen samen met een advocaat van de wederpartij. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeksters ontvankelijk zijn in hun verzoek, maar heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De raadsheer heeft in zijn verweer aangegeven dat hij zijn nevenfuncties tijdig heeft gemeld en dat er geen sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de raadsheer een cursus geeft met een kantoorgenoot van de advocaat van de wederpartij niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. Bovendien werd vastgesteld dat de verzoeksters eerder een niet-ontvankelijk wrakingsverzoek hadden ingediend, wat leidde tot de beslissing om een wrakingsverbod op te leggen. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. H.M.J. Quaedvlieg, P.F.E. Geerlings en H.A. van den Berg, en is uitgesproken in het openbaar.