In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 juli 2019 was gewezen. De zaak betreft seksueel misbruik van een twaalfjarig meisje door de verdachte, die gedurende bijna vier jaar misbruik heeft gemaakt van haar kwetsbaarheid. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging, en legt een gevangenisstraf van 36 maanden op. De rechtbank had eerder een straf van 30 maanden opgelegd, maar het hof oordeelt dat de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig en langdurig seksueel misbruik, waarbij hij het slachtoffer emotioneel heeft gemanipuleerd en gechanteerd. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische en fysieke gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade heeft opgelopen door het handelen van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 20.000,00 voor immateriële schade is toegewezen. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.