ECLI:NL:GHAMS:2020:2287

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
23-003059-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met andere bewijsmotivering in opzethelingzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië in 1980 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in eerste aanleg veroordeeld voor opzetheling van een laptop. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een andere bewijsmotivering. De verdachte had aangevoerd dat zij de laptop bij het vuilnis had aangetroffen en dat er geen wettig bewijs was dat zij wist dat de laptop van misdrijf afkomstig was. Het hof oordeelde echter dat de omstandigheden van de aanhouding en het feit dat de laptop kort na de diefstal bij de verdachte werd aangetroffen, voldoende bewijs opleverden voor opzetheling. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor het voorhanden hebben van de laptop gegeven, wat het hof leidde tot de conclusie dat zij wist dat de laptop van misdrijf afkomstig was. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en bevestigde het vonnis van de politierechter.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003059-19
datum uitspraak: 17 augustus 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-170744-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1980,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsmotivering op pagina 4-5 van het vonnis zal vervangen door de hierna weergegeven overweging.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van het aan de verdachte primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de laptop wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte heeft immers verklaard dat zij de laptop bij het vuilnis heeft aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van de laptop. Op grond van de aangifte staat vast dat de laptop tussen 13:00 uur en 13:15 uur is gestolen. De verdachte wordt vervolgens omstreeks 14:05 uur staande gehouden en in haar rugtas wordt de gestolen laptop aangetroffen. Over het aanwezig hebben van de laptop heeft de verdachte slechts – op straat en met één enkel woord – verklaard dat dit vuilnis (‘garbage’) was.
Gelet op de feiten en de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de aanhouding van de verdachte en waaronder de laptop onder de verdachte werd aangetroffen en in aanmerking genomen dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben daarvan, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de laptop wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Het hof betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de laptop eerst is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen daarvan. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

BESLISSING

Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J. Piena en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2020.
Mr. P.C. Verloop en mr. M.E. van Rijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]