In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats B] en de voorlopige zorgregeling. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, betwistte de beslissing van de rechtbank die de vrouw toestemming verleende om met de kinderen te verhuizen. Hij stelde dat de verhuizing in het belang van de kinderen niet wenselijk was, omdat dit hun contact met hem zou verminderen en hun loyaliteitsconflict zou vergroten. De vrouw daarentegen betoogde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar welzijn en dat de kinderen zich goed hadden aangepast aan hun nieuwe omgeving.
Het hof heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. Het hof oordeelde dat de vrouw voldoende had aangetoond dat de verhuizing naar [plaats B] in haar belang was en dat de kinderen daar goed functioneerden. De rechtbank had de vrouw terecht vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen. De hoofdverblijfplaats van de kinderen werd bij de vrouw vastgesteld, en de voorlopige zorgregeling werd aangepast om de betrokkenheid van de man te waarborgen. Het hof heeft de bestreden beschikking op het punt van de vervangende toestemming en de hoofdverblijfplaats bekrachtigd, maar de voorlopige zorgregeling vernietigd en terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de kinderen zo min mogelijk te belasten met hun geschillen. De zaak illustreert de complexe afwegingen die rechters maken in zaken van echtscheiding en gezag, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.