ECLI:NL:GHAMS:2020:2259
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- A. van Haeringen
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- P.J.W.M. van Sliepenbeek
- Rechtspraak.nl
Partneralimentatie en de beoordeling van behoefte en draagkracht in een echtscheidingszaak
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een man en een vrouw die in 1991 zijn gehuwd en in 2015 zijn gescheiden. De vrouw verzoekt om een uitkering tot haar levensonderhoud van € 1.200,- per maand, terwijl de man dit betwist en een lagere alimentatie wenst. De vrouw baseert haar behoefte op het uitgavenpatroon tijdens hun huwelijk, waaruit zij concludeert dat zij een behoefte heeft van € 2.670,- netto per maand. De man stelt echter dat hij geen 'zwarte' inkomsten heeft en dat zijn draagkracht onvoldoende is om aan de alimentatieverplichting te voldoen.
Het hof oordeelt dat de vrouw haar stellingen over de 'zwarte' inkomsten van de man onvoldoende heeft onderbouwd. De door haar overgelegde bewijsstukken zijn niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat de man structurele extra inkomsten heeft. Het hof besluit dat de behoefte van de vrouw niet kan worden vastgesteld op basis van de door haar genoemde posten en hanteert de hofnorm, waarbij de behoefte wordt bepaald op 60% van het netto gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan, verminderd met de kosten van de kinderen.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat de man, ondanks zijn beperkte draagkracht, in staat is om met ingang van 1 december 2019 een bedrag van € 56,- per maand aan de vrouw te betalen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en bepaalt dat de man dit bedrag aan de vrouw dient te voldoen, met de mogelijkheid van terugbetaling van eerder betaalde bedragen indien deze hoger zijn dan het vastgestelde bedrag.