ECLI:NL:GHAMS:2020:2201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
23-003431-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis m.u.v. straf in hoger beroep inzake Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 2 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Albanië in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De advocaat-generaal had een geldboete van € 750,00 geëist, met als alternatief 15 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het bewerken van een grote hoeveelheid hennep, wat bijdraagt aan de illegale drugshandel. Het hof oordeelde dat een geldboete alleen niet voldoende recht deed aan de ernst van het feit en dat er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren moest worden opgelegd, naast de geldboete. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft de beslissing genomen om de gevangenisstraf niet ten uitvoer te leggen, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de geldboete. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij mr. M.L.M. van der Voet niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003431-19
datum uitspraak: 14 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-137463-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1991,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht een geldboete aan de verdachte op te leggen, gelet op zijn relatief beperkte rol als knipper.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, als hennepknipper, samen met anderen schuldig gemaakt aan het bewerken van een grote hoeveelheid hennep(planten). Hennep is een softdrug die bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de verhandeling en het gebruik van softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen gemoeid zijn en dat deze niet zelden gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit, zoals geweld, bedreigingen, verboden wapenbezit en ripdeals. Het verlenen van medewerking aan dergelijke handel, op welke wijze dan ook, is derhalve laakbaar.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van (alleen) een geldboete, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en door de raadsvrouw verzocht. Vanuit een oogpunt van generale en speciale preventie doet een dergelijke straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit en draagt deze onvoldoende bij aan de afschrikkende werking die in gevallen als het onderhavige van een straf dient uit te gaan. Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]