ECLI:NL:GHAMS:2020:2199

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
23-003262-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Suriname in 1981, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van stroom. De tenlastelegging omvatte het telen van ongeveer 610 hennepplanten in een woning te Hoorn en het wegnemen van stroom van Liander NV. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De bewezenverklaring was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de in de tenlastelegging genoemde feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk was, en een taakstraf van 200 uren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de hennepkwekerij en de diefstal van stroom, en de noodzaak om recidive te voorkomen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat deze reeds onherroepelijk was bevolen. Het arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003262-19
datum uitspraak: 14 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-148053-19 en 23-001726-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Hoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan [adres 2] te Hoorn) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 610 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;

2.hij in of omstreeks 26 maart 2019 tot 5 juni 2019 te Hoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Hoorn, opzettelijk heeft geteeld (in een woning aan [adres 2]) een groot aantal hennepplanten.

2.hij in de periode van 26 maart 2019 tot 5 juni 2019 te Hoorn een hoeveelheid stroom, geheel of ten dele toebehoorde aan Liander NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft betoogd dat er geen reden is aan de verdachte een andere straf op te leggen dan aan de medeverdachten, tegen wie een geldboete is geëist. Verder heeft hij erop gewezen dat de verdachte niet het voortouw heeft genomen bij het (aanleggen) van de hennepkwekerij, hij niet eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld en diens financiële situatie is verbeterd, zodat de kans op herhaling klein is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep(planten) in zijn woning. Hennep is een softdrug die bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit rondom de handel en het gebruik van softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen gemoeid zijn en dat deze niet zelden gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit. Het verlenen van medewerking aan dergelijke handel, op welke wijze dan ook, is derhalve laakbaar. In dit geval geldt meer in het bijzonder dat het telen van hennepplanten, dat aan de basis van een hennepproductie ligt, een grotere inbreuk op de rechtsorde vormt dan het knippen daarvan. Reeds gelet hierop verdient de verdachte een hogere straf dan de medeverdachten, die zich ‘slechts’ als hennepknippers hebben laten inhuren. Daar komt bij dat de verdachte zich gedurende enkele maanden schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom ten behoeve van de hennepkwekerij. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende energieleverancier. Bovendien leveren de illegale stroomaansluitingen die daarvoor worden aangebracht vaak brandgevaarlijke situaties in het leven. De verdachte heeft gehandeld uit winstbejag en heeft daarmee zijn financieel gewin laten prevaleren boven de (mogelijke) gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen van hennepkweken plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een ‘first offender’ bij een hoeveelheid van 500 tot 1.000 hennepplanten reeds een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een taakstraf voor de duur van 180 uren genoemd. Het hof neemt deze straffencombinatie als uitgangspunt voor het onder 1 bewezenverklaarde. Omdat de verdachte ook schuldig is aan de diefstal van stroom is een hogere taakstraf op zijn plaats.
Aangezien de verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 juni 2020 eerder voor (andersoortige) misdrijven onherroepelijk tot vrijheidsstraffen is veroordeeld, zou het ook goed denkbaar zijn geweest dat hem in de voorliggende zaak een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd die door de politierechter is uitgesproken c.q. door de advocaat-generaal is geëist. Het hof kiest daar echter niet voor, omdat de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep heeft toegelicht dat hij zijn leven weer aan het opbouwen is en hij sinds 5 juni 2019 geen misdrijven meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Daarbij is een hardnekkig recidivepatroon (vooralsnog) een halt toe te roepen. Het hof spoort de verdachte aan deze lijn door te trekken.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep in het kader van de strafmaat naar voren heeft gebracht, brengt het hof niet tot een andere uitkomst.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft op 25 juni 2019 gevorderd de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 23-001726-17 bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 september 2018 opgelegde voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf reeds onherroepelijk is bevolen. Het hof zal het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerleggingmet parketnummer 23-001726-17.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]